AF-werking

U kunt de eigenschappen selecteren voor de AF-werking die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp passen. In basismodi wordt automatisch de optimale AF-bediening voor de betreffende opnamemodus ingesteld.

  1. Draai het programmakeuzewiel naar een creatieve modus.

  2. Stel de scherpstelmodus in op AF.

    • Voor RF-lenzen zonder scherpstelmodusknop

      Stel [Opnamen maken: Scherpstelmodus] in op [AF].

    • Voor RF-lenzen met scherpstelmodusknop

      Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op AF.

  3. Selecteer [Opnamen maken: AF-werking].

  4. Selecteer een optie.

    • Druk op de toetsen Toets naar linksToets naar rechts.

      : 1-beeld AF

      : Servo AF

1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen

Deze AF-werking is geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp.

  • Nadat op het onderwerp is scherpgesteld, wordt dat AF-punt groen en begint de camera te piepen. Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje.
  • De scherpstelling blijft behouden terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt zodat u een nieuwe beeldcompositie kunt maken voordat u de opname maakt.
  • Zie Transportmodus voor details over de continue opnamesnelheid voor continue opnamen.

Opmerking

  • Als [Instellen: Pieptoon] is ingesteld op [Uitschak.], hoort u geen pieptoon als het scherpstellen is voltooid.
  • Zie Lens elektronische MF wanneer u een lens gebruikt die elektronische handmatige scherpstelling ondersteunt.

Opnamen met de scherpstelvergrendeling

Bij opnamen met de scherpstelvergrendeling gebruikt u 1-beeld AF met een vast AF-punt en bepaalt u de compositie opnieuw voor de opname. De stappen zijn als volgt wanneer u de ontspanknop half indrukt om scherp te stellen.

  1. Richt het vaste AF-punt op het onderwerp om op scherp te stellen en druk de ontspanknop half in.

  2. Nadat het AF-punt waarop is scherpgesteld groen is geworden, houdt u de ontspanknop half ingedrukt en bepaalt u opnieuw de compositie.

  3. Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.

Servo AF voor bewegende onderwerpen

Deze AF-werking is geschikt voor bewegende onderwerpen. Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, blijft de camera voortdurend scherpstellen op het onderwerp.

  • Nadat op het onderwerp is scherpgesteld, wordt het AF-punt blauw. De pieptoon klinkt zelfs niet als op het onderwerp is scherpgesteld.
  • De belichting wordt ingesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt.
  • Zie Transportmodus voor details over de continue opnamesnelheid voor continue opnamen.

Waarschuwing

  • Afhankelijk van de gebruikte lens, de afstand tot het onderwerp en de snelheid van het onderwerp kan de camera mogelijk niet goed scherpstellen.
  • Als u de zoom bedient tijdens continue opnamen, gaat de scherpstelling mogelijk verloren. Zoom eerst, maak een nieuwe beeldcompositie en maak dan de opname.

AF-hulplicht

Het AF-hulplicht (, ) kan aangaan wanneer u de ontspanknop half indrukt bij weinig licht of onder soortgelijke omstandigheden om het scherpstellen te vereenvoudigen.

  • Configureer bij een Speedlite de instelling naar wens op de Speedlite.

Waarschuwing

  • De flitser zendt geen AF-hulplicht uit als de AF-werking is ingesteld op [Servo AF].

Opmerking

  • Als u AF-hulplicht wilt uitschakelen, stelt u [Opnamen maken: AF-hulplicht] in op [Uitschak.].