Instellingen ISO-snelheid voor foto's

Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op het gewenste omgevingslichtniveau.

In de basismodi wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld.

Zie ISO-snelheid tijdens video-opname voor informatie over de ISO-snelheid bij video-opnamen.

  1. Druk op de toets Toets naar links.

  2. Stel de ISO-snelheid in.

    • Stel dit in door te drukken op de toetsen Toets naar linksToets naar rechts.
    • De ISO-snelheid kan worden ingesteld op een waarde van ISO 100-12800, met tussenstappen van 1/3 stop.
    • Als [AUTO] is geselecteerd, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld. U kunt ook op de knop INFO drukken om de snelheid in te stellen op [AUTO].
    • Als [AUTO] is geselecteerd, wordt de werkelijk ingestelde ISO-snelheid weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt.
    • Als u [AUTO] wilt opgeven bij het instellen van [ISO-snelheid] in [Opnamen maken: ISO-snelheidsinst.] (hierboven weergegeven), drukt u op de knop INFO.

Richtlijnen voor de ISO-snelheid

  • Lage ISO-snelheden beperken de beeldruis maar kunnen het risico vergroten van het trillen van camera/onderwerp of het gebied waarop is scherpgesteld beperken (minder scherptediepte) onder sommige opnameomstandigheden.
  • Hoge ISO-snelheden maken opnemen bij weinig licht mogelijk, een groter scherpstelgebied (meer scherptediepte) en een groter flitsbereik, maar ze kunnen ook de beeldruis versterken.

Opmerking

  • Kan ook worden ingesteld op het [ISO-snelheid]-scherm in [Opnamen maken: ISO-snelheidsinst.].
  • Als u [H] (gelijk aan ISO 25600) als beschikbare optie wilt toevoegen, stelt u [ISO vergroten] in op [1:Inschak.] in [Instellen: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] ().

Waarschuwing

  • Als u [Opnamen maken: Lichte tonen prioriteit] instelt op [Inschak.] of [Vergroot], verhindert dit het selecteren van ISO 100/125/160 of [H] (gelijk aan ISO 25600) ().
  • Opnamen maken bij hoge temperatuur kan leiden tot korrelige beelden. Lange belichting kan ook leiden tot onregelmatige kleuren in het beeld.
  • Tijdens hoge ISO-snelheden kunnen beeldruis (zoals puntjes of licht of strepen) of onregelmatige kleuren zichtbaar zijn.
  • Overbelichting kan optreden bij onderwerpen die van dichtbij zijn opgenomen met hoge ISO-snelheid.
  • Wanneer u met omstandigheden werkt die een extreme hoeveelheid ruis veroorzaken, zoals een combinatie van een hoge ISO-snelheid, hoge temperatuur en lange belichtingstijd, kan het zijn dat beelden niet goed worden opgeslagen.
  • Beeldruis (lichtpuntjes of strepen) en onregelmatige kleuren kunnen toenemen en de schijnbare resolutie kan afnemen bij H (gelijk aan ISO 25600), omdat dit een uitgebreide ISO-snelheid is.

Maximale [AUTO] ISO-snelheid

Voor ISO Auto kunt u de maximumlimiet voor ISO-snelheid instellen tussen ISO 400–12800.

  1. Selecteer [Opnamen maken: ISO-snelheidsinst.].

  2. Selecteer [Max voor auto].

    • Selecteer [Max voor auto] en druk vervolgens op de knop Snel instellen-/instelknop.
  3. Selecteer de ISO-snelheid.

    • Selecteer een ISO-snelheid en druk vervolgens op de knop Snel instellen-/instelknop.