Problemen oplossen

Raadpleeg bij problemen met de flitser eerst de onderstaande oplossingen. Als u aan de hand van deze informatie het probleem niet kunt oplossen, neemt u contact op met uw leverancier of het dichtstbijzijnde Canon Service Center.

Stroomgerelateerde problemen

Accu's kunnen niet worden geladen met de lader.

  • Indien de indicator accuniveau ongeveer 90% of hoger is, wordt de accu niet opgeladen.
  • Gebruik alleen echte Canon-accu's van het type LP-EL.

Het lampje van de lader knippert snel.

  • Als (1) de acculader of de accu een probleem heeft of (2) er geen communicatie met de accu kon plaatsvinden (met een accu van een ander merk dan Canon), stopt het beveiligingscircuit met opladen en knippert het laadlampje snel en constant oranje. Verwijder in geval van (1) het netsnoer van de lader uit het stopcontact. Haal de accu uit de lader en plaats deze vervolgens terug. Wacht een paar minuten en steek de stekker rervolgens weer in het stopcontact. Als het probleem aanhoudt, neemt u contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center.

Het lampje van de lader knippert niet.

  • Als de interne temperatuur van de accu die in de lader is geplaatst hoog is, wordt de accu om veiligheidsredenen niet opgeladen (lampje is uit). Als de temperatuur van de accu tijdens het opladen om welke reden dan ook te hoog wordt, wordt het opladen automatisch stopgezet (lampje knippert). Wanneer de temperatuur van de accu weer daalt, wordt het opladen automatisch hervat.

[Cannot communicate with battery Use this battery?] verschijnt.

  • De batterij is mogelijk defect. Als hij defect is, vervang hem dan door een nieuwe batterij.
  • Voor de veiligheid raden wij het gebruik van LP-EL, originele batterij aan.
  • Als u doorgaat met het werken met een accublok waarmee communicatie niet mogelijk is, wordt de flitsoplaadtijd verlengt uit veiligheidsoverwegingen.
  • Verwijder de accu en plaats deze weer terug ().
  • Als de elektrische contacten van de accu vuil zijn, maakt u daze schoon met een zachte doek.

De accu raakt snel leeg.

  • Gebruik een volledig opgeladen batterij ().
  • Mogelijk presteert de accu niet meer helemaal naar behoren. Zie „De accugegevens controleren” om de mate van verslechtering van de batterij te controleren. Als de prestaties van de accu slecht zijn, vervangt u de accu door een nieuwe.
  • De batterij is sneller leeg wanneer u de volgende handelingen uitvoert.
    • Laat de modelflitser een aantal keer herhaaldelijk flitsen
    • Laat de modellamp een tijdje branden
    • De draadloze functies gebruiken

De flitser heeft zichzelf uitgeschakeld.

  • Automatisch uitschakelen is geactiveerd. Om te zorgen dat de stroom niet automatisch uitschakelt, stelt u C.Fn-01-1 op het Aangepaste instellingenscherm in ().

Normale flitsmodus

De flitser gaat niet aan.

  • Controleer of het klepje van het batterijencompartiment gesloten is ().
  • Vervang de batterijen door nieuwe.

De Speedlite flitst niet.

  • Schuif de bevestigingsvoet helemaal in de accessoireschoen van de camera, schuif de borgknop naar rechts en zet daarmee de Speedlite vast op de camera ().
  • Vervang de batterijen als de indicatie OPLADEN circa 15 seconden of langer weergegeven blijft ().
  • Veeg vuile elektrische contactpunten () van de Speedlite of de camera af met een droge doek enzovoort.
  • Als u gedurende korte tijd continu flitst waardoor de temperatuur van de flitskop stijgt en het flitsen wordt geblokkeerd, neemt de flitsinterval toe ().
  • Als de interne temperatuur van de accu die in de lader is geplaatst hoog is, wordt de accu om veiligheidsredenen niet opgeladen. Als de temperatuur van de accu tijdens het opladen om welke reden dan ook te hoog wordt, wordt het opladen automatisch stopgezet. Wanneer de temperatuur van de accu weer daalt, wordt het opladen automatisch hervat ().

De flitser heeft zichzelf uitgeschakeld.

  • De automatische uitschakelingsfunctie van de Speedlite is geactiveerd (). Druk de ontspanknop half in of druk op de testflitsknop ().

Foto's zijn onder- of overbelicht.

  • Stel flitsbelichtingscompensatie in als het hoofdonderwerp er erg donker of erg licht uitziet ().
  • Gebruik FE-vergrendeling als de foto een sterk reflecterend voorwerp bevat ().
  • Met hogesnelheidssynchronisatie wordt het effectieve flitsbereik kleiner naarmate de sluitertijd korter wordt. Verklein de afstand tot het onderwerp ().

De onderkant van de foto ziet er donker uit.

  • Zorg voor een minimale afstand van 0,5 m tot het onderwerp.
  • Zet de flitskop naar beneden () als de afstand tot het onderwerp minder dan 1 m / 3.3 ft. is.
  • Verwijder de lenskap als deze aan de camera is bevestigd.

De rand van de foto ziet er donker uit.

  • Stel de flitsdekking in op A (automatische instelling) ().
  • Stel een flitsdekking in die breder is dan de opnamezichthoek () als u de flitsdekking handmatig instelt.
  • Zorg ervoor dat C.Fn-21-1 niet is ingesteld ().

De foto is erg onscherp.

  • Als de opnamemodus is ingesteld op Diafragmaprioriteit AE AE-diafragmavoorkeuze en de scène donker is, wordt automatisch een lage synchronisatiesnelheid gebruikt (de sluitertijd wordt langer). Gebruik een statief of stel de opnamemodus in op Programma AE program AE of op volledig automatisch (). U kunt de synchronisatiesnelheid ook instellen in [Flitssync.snelheid AV-modus] ().

De flitsdekking wordt niet automatisch ingesteld.

  • Stel de flitsdekking in op A (automatische instelling) ().
  • Schuif de bevestigingsvoet helemaal in de accessoireschoen van de camera, schuif de borgknop naar rechts en zet daarmee de Speedlite vast op de camera ().

De flitsdekking kan niet handmatig worden ingesteld.

  • Verwijder de indirecte-flitsadapter ().
  • Schuif de groothoekadapter naar binnen ().

Functies kunnen niet worden ingesteld.

  • De opnamestand van de camera is ingesteld op Flexibele AE Programma AE Sluiterprioriteit AE Diafragmaprioriteit AE Handmatige belichting bulb (Gloeilamp) (Geavanceerde opnamezone).
  • Zet de aan-/uitschakelaar van de Speedlite op Ingeschakeld in plaats van VERGRENDELEN ().

Modellamp gaat niet branden.

  • Laat de unit 30 minuten rusten als de modellamp uitgaat. Als het probleem aanhoudt, neemt u contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center.

Draadloze flitsfotografie met radiotransmissie

De ontvanger flitst niet of flitst onverwacht met volledig vermogen.

  • Stel de zender in op Draadloze radiotransmissieZENDER en de ontvanger in op Draadloze radiotransmissieONTVANGER ().
  • Stel de transmissiekanalen en de ID's van het draadloze radiosignaal van de zender en de ontvanger op dezelfde waarde in ().
  • Controleer of de ontvanger binnen het draadloze transmissiebereik van de zender is ().
  • Voer de transmissiekanaalscan uit en stel het kanaal met het beste ontvangstsignaal in ().
  • Plaats de ontvanger op een locatie met het best mogelijke zicht op de zender.
  • Richt de voorkant van de behuizing van de ontvanger naar de zender.
  • De ingebouwde flitser van de camera kan niet worden gebruikt als zender bij draadloos flitsen met radiotransmissie.

Foto's zijn overbelicht.

  • Wanneer u automatisch flitst met drie flitsgroepen (A, B en C), moet u niet flitsen met flitsgroep C naar het hoofdonderwerp gericht ().
  • Bij fotograferen met de flitsstand ingesteld voor iedere flitsgroep, flits dan niet met de meerdere flitsgroepen ingesteld in ETTL Ext.A tegen het hoofdonderwerp ().

Waarschuwing synchronisatiesnelheid wordt weergegeven.

  • Stel de sluitertijd een stap langzamer in dan de maximale flitssynchronisatiesluitertijd ().

Kan niet op afstand een opname maken vanaf een zender.

  • Op afstand fotograferen is niet mogelijk vanaf een ontvanger met camera’s van 2011 of eerder of EOS 4000D/3000D, EOS 1500D/2000D, EOS 1300D of EOS 1200D.

De LCD-paneelverlichting gaat aan en uit.

  • De LCD-paneelverlichting van de zender gaat aan of uit afhankelijk van de oplaadstatus van de ontvangers (flitsgroepen). Zie hiervoor de paragraaf „Over de Verlichting van het lcd-scherm”.

Gekoppeld fotograferen

Standaardbelichting wordt niet verkregen. / Ongelijkmatige belichting vindt plaats.

  • Als u meerdere Speedlites tegelijkertijd laat flitsen tijdens gekoppeld fotograferen, wordt de relevante belichting mogelijk niet bereikt of krijgt u mogelijk een onevenwichtige belichting. Het verdient aanbeveling slechts één Speedlite in te stellen om te flitsen of een zelfontspanner te gebruiken om de timing van de flitsen te spreiden.

U kunt de unit niet gebruiken als „camera met ontvanger”.

  • Bij gebruik met een camera van 2011 of eerder, of met EOS 4000D/3000D, EOS 1500D/2000D, EOS 1300D of EOS 1200D, kan de unit alleen als „camera met zender” worden gebruikt. U kunt de unit niet gebruiken als „camera met ontvanger”.

Draadloze flitsfotografie met optische transmissie

De ontvanger flitst niet of flitst onverwacht met volledig vermogen.

  • Stel de zender in op Draadloze optische transmissieZENDER en de ontvanger in op Draadloze optische transmissieONTVANGER ().
  • Stel de transmissiekanalen van de zender en ontvanger op dezelfde waarden in ().
  • Controleer of de ontvanger binnen het draadloze transmissiebereik van de zender is ().
  • Richt de sensor voor draadloze bediening van de ontvanger op de zender ().
  • Plaats de ontvanger op een locatie met het best mogelijke zicht op de zender.
  • Als de zender en de ontvanger te dicht bij elkaar staan, kan de transmissie mogelijk niet goed plaatsvinden.
  • Wanneer de ingebouwde flits van de camera als de zender wordt gebruikt, klapt u de ingebouwde flitser van de camera omhoog en configureert u de [Draadloze functies]-instellingen in de [Func.inst. int. flitser] van de camera.

De zender flitst.

  • Zelfs wanneer het flitsen op de zender is uitgeschakeld, wordt er vanuit de zender een kleine flits gegeven om de ontvanger via optische transmissie aan te sturen ().

Foto's zijn overbelicht.

  • Wanneer u automatisch flitst met drie flitsgroepen (A, B en C), moet u niet flitsen met flitsgroep C naar het hoofdonderwerp gericht ().