Problemen oplossen

Los problemen met de Speedlite op aan de hand van de instructies in dit gedeelte. Als het probleem aanhoudt, neemt u contact op met een Canon Service Center.

Normale flitsopnamen

De flitser gaat niet aan.

  • Verzeker u ervan dat de batterijen in de juiste richting zijn geplaatst ().
  • Verzeker u ervan dat het deksel van het accuvak is gesloten ().
  • Vervang de batterijen door nieuwe.

De Speedlite flitst niet.

  • Steek de bevestigingsvoet helemaal in de accessoireschoen van de camera en schuif de borgknop naar rechts om de Speedlite op de camera te bevestigen ().
  • Als na ongeveer 15 seconden nog steeds OPLADEN wordt weergegeven, vervangt u de batterijen ().
  • Blaas eventuele vreemde materialen van de contactpunten tussen de Speedlite en de camera af met behulp van een in de handel verkrijgbare blaasbalg of een soortgelijk hulpmiddel.
  • Als de contactpunten tussen de Speedlite en de camera () nat zijn geworden, schakelt u de Speedlite uit en laat u ze drogen.
  • Het flitsinterval wordt langer () na continu flitsen gedurende korte tijd, waardoor de temperatuur van de flitskop oploopt en het flitsen wordt beperkt.

De flitser heeft zichzelf uitgeschakeld.

  • De automatische uitschakeling van de Speedlite is geactiveerd (). Druk de ontspanknop half in of druk op de testflitsknop ().

Foto's zijn onder- of overbelicht.

  • Stel flitsbelichtingscompensatie in als het hoofdonderwerp er erg donker of erg licht uitziet ().
  • Gebruik FE-vergrendeling als de scène sterk reflecterende voorwerpen bevat ().
  • Bij hogesnelheidssynchronisatie wordt het richtgetal (effectieve flitsbereik) kleiner naarmate de sluitertijd korter wordt. Verklein de afstand tot het onderwerp ().

De onderkant van de foto ziet er donker uit.

  • Zorg voor een minimale afstand van 0,5 m (1,6 ft) tot het onderwerp.
  • Verwijder een eventueel bevestigde lenskap.

De rand van de foto ziet er donker uit.

  • Stel de flitsdekking in op A (automatisch) ().
  • Stel een flitsdekking in die breder is dan de opnamezichthoek () als u de flitsdekking handmatig instelt.
  • Ga na of C.Fn-21 niet is ingesteld op [1] ().

De foto's zijn erg wazig.

  • Bij opnamen met weinig licht in de opnamemodus diafragmaprioriteit AE Diafragmaprioriteit AE, wordt fotograferen met trage synchronisatie geactiveerd en dit resulteert in langere sluitertijden. Gebruik een statief of stel de opnamemodus in op programma AE Programma AE of op de volledig automatische opnamemodus (). Merk op dat u de flitssynchronisatiesnelheid ook kunt instellen in de camera-instelling [Flitssync.snelheid AV-modus] ().

De flitsdekking wordt niet automatisch ingesteld.

  • Stel de flitsdekking in op A (automatisch) ().
  • Steek de bevestigingsvoet helemaal in de accessoireschoen van de camera en schuif de borgknop naar rechts om de Speedlite op de camera te bevestigen ().

De flitsdekking kan niet handmatig worden ingesteld.

  • Verwijder de indirecte-flitsadapter ().
  • Schuif de groothoekadapter naar binnen ().

Functies kunnen niet worden ingesteld.

  • Stel de opnamemodus van de camera in op Flexibele-prioriteit AE, Programma AE, Sluiterprioriteit AE, Diafragmaprioriteit AE, Handmatige belichting of Bulb (Bulb) (Creatieve Zone).
  • Zet de aan-/uitschakelaar van de Speedlite op Ingeschakeld in plaats van VERGRENDELEN ().

Draadloze flitsfotografie met radiotransmissie

De ontvangers flitsen niet of flitsen onverwacht op vol vermogen.

  • Stel de zender in op Draadloze radiotransmissieZENDER en de ontvangers op Draadloze radiotransmissieONTVANGER ().
  • Gebruik op de zender en de ontvangers dezelfde instellingen voor transmissiekanaal en ID van het draadloze radiosignaal ().
  • Ga na of ontvangers zich binnen het transmissiebereik van de zender bevinden ().
  • Voer een transmissiekanaalscan uit en stel het kanaal met het beste signaal in ().
  • Plaats de ontvangers voor zover mogelijk op een rechtstreekse zichtlijn met de zender.
  • Zorg dat ontvangers op de zender zijn gericht.
  • De ingebouwde flitser van de camera kan bij draadloze flitsfotografie met radiotransmissie niet worden gebruikt als zender.

De foto's zijn overbelicht.

  • Flits niet met flitsgroep C naar het hoofdonderwerp gericht als u automatisch flitst met drie flitsgroepen (A tot en met C) ().
  • Flits bij opnamen waarbij elke flitsgroep is ingesteld op een eigen flitsmodus, niet met meerdere flitsgroepen ingesteld op de flitsmodus ETTL die allemaal zijn gericht op het hoofdonderwerp ().

Waarschuwing synchronisatiesnelheid wordt weergegeven.

  • Stel de sluitertijd een stap langer in dan de maximale sluitertijd voor flitssynchronisatie ().

De LCD-paneelverlichting gaat aan en uit.

  • Het LCD-paneel van de zender gaat aan en uit op basis van de oplaadstatus van de ontvangers (flitsgroep). Zie LCD-paneelverlichting.

Gekoppeld fotograferen

De standaardbelichting wordt niet geleverd of de belichting is ongelijkmatig.

  • Als meerdere Speedlites tegelijkertijd flitsen bij gekoppeld fotograferen, kan dat een geschikte belichting verhinderen of een ongelijkmatige belichting veroorzaken. Overweeg om slechts één Speedlite te laten flitsen, of gebruik een zelfontspanner om meerdere Speedlites op verschillende tijden te laten flitsen.