Draadloze instellingen

Stel de zender en ontvanger voor draadloze flitsfotografie met radiotransmissie met E-TTL II / E-TTL-autoflash als volgt in.

Instellen als zender

  1. Druk op de knop Instelling draadloze/gekoppelde opname van de kruistoetsen Kruistoetsen.

  2. Stel in op Draadloze radiotransmissieZENDER.

    • Draai aan het wiel Selectiewiel om Draadloze radiotransmissieZENDER te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
  3. Selecteer de flitsmethode.

    • Druk op Selecteren/instellen.
    • Draai aan het wiel Selectiewiel om optie (1) te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
    • Draai aan het wiel Selectiewiel om ALLE, A:B of A:B C te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.

Instellen als ontvanger

  1. Stel in op Draadloze radiotransmissieONTVANGER.

    • Configureer deze instelling op Speedlites die u wilt gebruiken als ontvanger.
    • Selecteer Draadloze radiotransmissieONTVANGER op dezelfde manier als u de zender instelt.

Voorzichtig

  • Vóór normale flitsopnamen selecteert u DRAADLOOS UIT om de instellingen voor draadloze opnamen (zender/ontvanger) te wissen.

Het transmissiekanaal / de ID van het draadloze radiosignaal instellen

Stel het transmissiekanaal en de ID van het draadloze radiosignaal van de zender als volgt in. Stel voor zowel de zender als de ontvangers hetzelfde kanaal en dezelfde ID in. Voor instructies voor de ontvangers raadpleegt u de instructiehandleiding van de Speedlites die zijn uitgerust met de functie draadloze ontvanger met radiotransmissie.

Voorzichtig

  • Stel voor elk kanaal een andere ID van het draadloze radiosignaal in, omdat er interferentie kan optreden tussen systemen met meerdere Speedlites die worden aangestuurd met radiotransmissie, ook als de eenheden op verschillende kanalen zijn ingesteld.
  1. Druk op Selecteren/instellen.

  2. Selecteer optie (1).

    • Draai aan het wiel Selectiewiel om een kanaaloptie te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
  3. Stel een transmissiekanaal in.

    • Draai aan het wiel Selectiewiel om AUTO of een van de kanalen 1 tot en met 15 te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
  4. Selecteer optie (2).

    • Selecteer de ID-optie op dezelfde manier als u het transmissiekanaal hebt ingesteld en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
  5. Stel de draadloze radio ID in.

    • Draai aan het wiel Selectiewiel om de positie (het cijfer) te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
    • Draai aan het wiel Selectiewiel om of een van de cijfers 0 tot en met 9 te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
    • Stel op dezelfde manier een 4-cijferig nummer in en selecteer daarna OK.
    • Het KOPPELING-lampje gaat groen branden wanneer de communicatie tot stand is gebracht tussen zender en ontvanger.

Zendertransmissiekanalen scannen en instellen

U kunt de radiosignaalomstandigheden scannen en vervolgens het zendertransmissiekanaal automatisch of handmatig instellen. Als u het kanaal instelt op [AUTO], wordt de Speedlite automatisch ingesteld op het kanaal met het sterkste signaal. Als u het kanaal handmatig instelt, kunt u de scanresultaten beoordelen terwijl u hem instelt.

  • Scannen indien momenteel ingesteld op [AUTO]

    1. Druk op de knop SUBMENU.

    2. Voer de scan uit.

      • Draai aan het wiel Selectiewiel om SCANNEN te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
      • Selecteer OK.
      • Het scannen wordt uitgevoerd en de instelling wordt ingesteld op het kanaal met het sterkste signaal.
  • Scannen indien momenteel ingesteld op een kanaal (1 t/m 15)

    1. Druk op de knop SUBMENU.

    2. Voer de scan uit.

      • Draai aan het wiel Selectiewiel om SCANNEN te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
      • Selecteer OK.
      • Het scannen wordt uitgevoerd en een grafiek met de signaalomstandigheden wordt weergegeven.
      • Een hogere piek in de grafiek betekent een sterker signaal.

    3. Stel het kanaal in.

      • Draai aan het wiel Selectiewiel om een van de kanalen 1 tot en met 15 te selecteren.
      • Druk op Selecteren/instellen om het kanaal in te stellen.

KOPPELING-lampje en verbindingsaanduiding

U kunt de verbindingsstatus bepalen aan de hand van het KOPPELING-lampje of het pictogram op het LCD-paneel.

Status Beschrijving Actie
Brandt Verbonden
Uit Geen verbinding Controleer het kanaal en de ID
Uit Te veel units Gebruik in totaal maximaal 16 zenders en ontvangers
Uit Storing Start de zenders en ontvangers opnieuw op
Brandt Verbonden*1
Brandt Verbonden*2

1: Wanneer de zenderzijde is verbonden met de subzender

2: Wanneer de zenderzijde is verbonden voor gekoppeld fotograferen

Weergave Beschrijving Actie
Draadloze verbinding zender / Draadloze verbinding ontvanger Verbonden
Draadloze zender niet verbonden / Draadloze ontvanger niet verbonden Geen verbinding Controleer het kanaal en de ID
Draadloze storing zender / Ontvanger draadloze storing Te veel units Gebruik in totaal maximaal 16 zenders en ontvangers
Storing Start de zenders en ontvangers opnieuw op
SUBZENDER Verbonden*1

1: Wanneer de zenderzijde is verbonden met de subzender

Voorzichtig

  • Ontvangers flitsen alleen wanneer het kanaal van de zender overeenkomst met dat van de ontvanger. Stel beide in op hetzelfde nummer of stel beide in op [AUTO].
  • Ontvangers flitsen alleen wanneer de ID van het draadloze radiosignaal van de zender overeenkomt met die van de ontvanger. Stel beide in op hetzelfde nummer.

Zender flitsen Aan/Uit

U kunt instellen of de zender flitst tezamen met de ontvangers die hij draadloos aanstuurt. Wanneer het flitsen van de zender is ingeschakeld, flitst de zender als flitsgroep A.

  1. Druk op Selecteren/instellen.

  2. Selecteer de optie aangegeven in (1).

    • Draai aan het wiel Selectiewiel om een optie te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
  3. Stel flitsen van de zender in.

    • Draai aan het wiel Selectiewiel om flitsen van de zender AAN/UIT te zetten en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
      • Zender flitsen AAN: Zender flitsen AAN
      • Zender flitsen UIT: Zender flitsen UIT

Opmerking

  • Door het flitsen van de zender uit te schakelen, wordt het bereik van de beschikbare flitssterkte uitgebreid van 1/1024 naar 1/8192.