Problemen oplossen

Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center.

Stroomgerelateerde problemen

De accu laadt niet op.

  • Als de resterende capaciteit van de accu () 94% of hoger is, wordt de accu niet opgeladen.
  • Laad alleen originele Canon-accu's op van het type LP-E17.

Het lampje van de lader knippert snel.

  • Als (1) de acculader of de accu een probleem heeft of (2) er geen communicatie met de accu kon plaatsvinden (met een accu van een ander merk dan Canon), stopt het beveiligingscircuit met opladen en knippert het laadlampje snel en constant oranje. Verwijder in geval van (1) het netsnoer van de lader uit het stopcontact. Haal de accu uit de lader en plaats deze vervolgens terug. Wacht een paar minuten en steek de stekker vervolgens weer in het stopcontact. Als het probleem aanhoudt, neemt u contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center.

Het lampje van de lader knippert niet.

  • Als de interne temperatuur van de accu die in de lader is geplaatst hoog is, wordt de accu om veiligheidsredenen niet opgeladen (lampje is uit). Als de temperatuur van de accu tijdens het opladen om welke reden dan ook te hoog wordt, wordt het opladen automatisch stopgezet (lampje knippert). Wanneer de temperatuur van de accu weer daalt, wordt het opladen automatisch hervat.

De camera wordt niet geactiveerd, zelfs niet als de aan-uitschakelaar op Inschakelen staat.

  • Controleer of het accucompartimentklepje is gesloten ().
  • Controleer of de accu correct in de camera is geplaatst ().
  • Laad de accu op ().
  • Controleer of het kaartsleufklepje is gesloten ().

De lees-/schrijfindicator blijft branden of knipperen, zelfs wanneer de aan-uitschakelaar op Uitschakelen staat.

  • Als het apparaat wordt uitgeschakeld wanneer er een opname op de kaart wordt opgeslagen, blijft de lees-/schrijfindicator aan of blijft deze een paar seconden knipperen. Wanneer de beeldopname is voltooid, wordt de camera automatisch uitgeschakeld.

[Communicatiefout met accu. Heeft deze accu/hebben deze accu's het logo van Canon?] wordt weergegeven.

  • Laad alleen originele Canon-accu's op van het type LP-E17.
  • Verwijder de accu en plaats deze weer terug ().
  • Als de elektrische contacten van de accu vuil zijn, maakt u deze schoon met een zachte doek.

De accu raakt snel leeg.

  • Gebruik een volledig opgeladen accu ().
  • Mogelijk presteert de accu niet meer helemaal naar behoren. Zie [Instellen: Accu-info] om de laadprestatie van de accu te controleren (). Als de accuprestaties slecht zijn, vervangt u de accu door een nieuwe.
  • Het aantal mogelijke opnamen neemt af bij een van de volgende handelingen:

    • Wanneer de ontspanknop voor langere tijd half wordt ingedrukt.
    • Wanneer de AF vaak wordt geactiveerd zonder dat er een opname wordt gemaakt.
    • Wanneer Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) van de lens wordt gebruikt.
    • Wanneer het scherm regelmatig wordt gebruikt.
    • Wanneer gedurende een langere tijd doorlopend Live View-foto- of filmopnamen worden gemaakt.
    • Wanneer de draadloze communicatiefuncties worden gebruikt.

De camera schakelt zichzelf uit.

  • De functie voor automatisch uitschakelen is geactiveerd. Als u niet wilt dat de camera zichzelf uitschakelt, stelt u [Instellen: Uitschakelen] in op [Uitschak.] ().
  • Zelfs als u [Instellen: Uitschakelen] hebt ingesteld op [Uitschak.] wordt het scherm uitgeschakeld als de camera circa 30 minuten lang niet is gebruikt. (De camera zelf wordt niet uitgeschakeld.)

Opnamegerelateerde problemen

De lens kan niet worden bevestigd.

  • De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met RF- of EF-M-lenzen ().

De zoeker is donker.

  • Plaats een opgeladen accu in de camera ().

Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen.

  • Controleer of de kaart correct is geplaatst ().
  • Schuif het schuifje voor schrijfbeveiliging van de kaart naar de stand voor schrijven/wissen ().
  • Vervang de kaart als deze vol is of wis overbodige opnamen om ruimte vrij te maken (, ).
  • U kunt geen opnamen maken wanneer u scherpstelt met 1-beeld AF en de scherpstelindicator in de zoeker knippert of wanneer het AF-punt oranje is tijdens Live View-opnamen of filmopnamen. Druk de ontspanknop nogmaals half in om opnieuw scherp te stellen of voor handmatig scherpstellen (, ).

De kaart kan niet worden gebruikt.

  • Zie Verwijderen als er een kaartgerelateerde foutmelding wordt weergegeven.

Wanneer de kaart in een andere camera wordt geplaatst, verschijnt er een foutbericht.

  • Omdat SDXC-kaarten zijn geformatteerd in exFAT, kan er, als u een kaart met deze camera formatteert en de kaart vervolgens in een andere camera plaatst, er een foutbericht worden weergegeven en kan de kaart mogelijk niet worden gebruikt.

Ik moet de ontspanknop tweemaal indrukken om een foto te maken.

  • Stel [10: Spiegel opklappen] onder [Instellen: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] in op [0:Uitschak.] ().

De opname is onscherp of wazig.

  • Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op Automatische scherpstelling ().
  • Druk voorzichtig op de ontspanknop () om cameratrilling te voorkomen ().
  • Met een lens die is voorzien van een Image Stabilizer (beeldstabilisatie) zet u de schakelaar voor Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) op Inschakelen.
  • Bij weinig licht kan de sluitertijd toenemen. Gebruik een kortere sluitertijd (), stel een hogere ISO-snelheid in (), gebruik een flitser (, ) of gebruik een statief.
  • Zie Onscherpe foto's voorkomen.

Er zijn minder AF-punten of de vorm van het gebieds-AF-kader is anders.

  • Het aantal beschikbare AF-punten, de scherpstelpatronen en de vorm van het gebieds-AF-kader variëren per lens.

Het AF-punt knippert.

De AF-punten lichten niet rood op.

  • De AF-punten lichten rood op wanneer u opnamen maakt in omstandigheden met weinig licht of wanneer er is scherpgesteld op een donker onderwerp.
  • In de modus AE-programma, AE met sluitertijdvoorkeuze, AE met diafragmavoorkeuze of Handmatige belichting kunt u instellen of de AF-punten rood oplichten wanneer scherpstelling verkregen is ().

Ik kan de scherpstelling niet vergrendelen en de compositie van de opname niet opnieuw bepalen.

  • Stel de AF-bediening in op 1-beeld AF. Scherpstelvergrendeling is niet mogelijk in de modus AI Servo AF/Servo AF of als servo in werking treedt in de modus AI Focus AF (, ).

De continue opnamesnelheid is laag.

  • De snelheid bij continue opnamen met hoge snelheid kan langzamer worden, afhankelijk van omstandigheden zoals: temperatuur, accuniveau, antiknipperopname, sluitertijd, diafragmawaarde, omstandigheden van het onderwerp, helderheid, AF-bediening, type lens, Live View-opnamen, gebruik van een flitser en opname-instellingen. Zie Transportmodus voor meer informatie.

De maximale opnamereeks is lager bij continue opnamen.

Zelfs nadat ik de kaart heb verwisseld, is de maximale opnamereeks voor continue opname niet veranderd.

  • De maximale opnamereeks die wordt weergegeven verandert niet wanneer u de kaart verwisselt, zelfs als het een hoge-snelheid-kaart betreft. De maximale opnamereeks die wordt vermeld in de tabel bij Bestandsgrootte van foto's/maximumaantal opnamen/maximale opnamereeks voor continue opnamen is gebaseerd op een testgeheugenkaart van Canon. (Hoe hoger de schrijfsnelheid van de kaart, des te hoger zal de feitelijke maximale opnamereeks zijn.) Daarom kan de weergegeven maximale opnamereeks verschillen van de feitelijke maximale opnamereeks.

Ik heb een verkleinde belichtingscompensatie ingesteld, maar de opname blijkt nog steeds te helder.

  • Stel [Opnamen maken: Auto Lighting Optimizer / Opnamen maken: Auto optimalisatie helderheid] in op [Uitschak.] (). Wanneer [Zwak], [Standaard] of [Hoog] is ingesteld, kan de opname nog steeds licht uitvallen, zelfs wanneer u een verkleinde belichtingscompensatie of flitsbelichtingscompensatie hebt ingesteld.

Ik kan de belichtingscompensatie niet instellen wanneer zowel handmatige belichting als ISO auto zijn ingesteld.

Niet alle opties voor lensafwijkingscorrectie worden weergegeven.

  • Hoewel [Corr. chromat. afw.] en [Diffractiecorrectie] niet worden weergegeven wanneer [Digit. lensoptimalisatie] is ingesteld op [Inschak.], worden beide functies wel toegepast bij het maken van opnamen, net zoals wanneer ze zijn ingesteld op [Inschak.].
  • Tijdens het maken van filmopnamen wordt [Digit. lensoptimalisatie], [Diffractiecorrectie] of [Vervormingscorrectie] niet weergegeven.

De ingebouwde flitser werkt niet.

  • Fotograferen met de flitser kan tijdelijk worden uitgeschakeld om de flitskop te beschermen als de interne flitser gedurende een korte periode herhaaldelijk wordt gebruikt.

De externe Speedlite flitst niet.

  • Controleer of de externe Speedlite goed is aangesloten op de camera.

De Speedlite werkt altijd op vol vermogen.

  • Als u een andere flitser gebruikt dan een Speedlite uit de EL/EX-serie, werkt de flitser altijd op vol vermogen (pag. ).
  • De flitser flitst altijd op volledig vermogen wanneer [Flits meetmethode] onder Persoonlijke voorkeuze-instellingen voor de externe flitser ingesteld is op [TTL-flitsmeting] (automatisch flitsen) ().

Voor de externe Speedlite kan geen flitsbelichtingscompensatie worden ingesteld.

  • Als flitsbelichtingscompensatie is ingesteld op de externe Speedlite, kan flitsbelichtingscompensatie niet meer worden ingesteld op de camera. Wanneer de flitsbelichtingscompensatie van de externe Speedlite wordt geannuleerd (ingesteld op 0), kan de flitsbelichtingscompensatie van de camera weer worden ingesteld.

Opnamen met de afstandsbediening zijn niet mogelijk.

  • Wanneer u foto's maakt, stelt u de transportmodus in op zelfontspanner (10 sec.)/afstandsbediening of zelfontspanner (2 sec.)/afstandsbediening (). Stel bij het opnemen van films de optie [Opnamen maken: Afst.bediening] in op [Inschak.] ().
  • Controleer de positie van de ontspantijdschakelaar van de afstandsbediening.
  • Gebruikt u de draadloze afstandsbediening BR-E1, raadpleeg dan Draadloze afstandsbediening BR-E1.
  • Wilt u een afstandsbediening gebruiken voor time-lapsefilmopnamen, raadpleeg dan Time-lapsefilms.

Ik kan geen opnamen maken met Live View.

  • Stel [Opnamen maken: Live view-opname.] in op [Inschak.].

De sluiter maakt bij Live View-opnamen twee keer sluitergeluiden.

  • Als u de flitser gebruikt bij Live View-opnamen, maakt de sluiter bij elke opname twee sluitergeluiden.

Het digitale waterpas wordt niet weergegeven bij Live View-opnamen.

  • Het digitale waterpas wordt niet weergegeven bij Live View-opnamen als de AF-methode is ingesteld op [+volgen].

Tijdens Live View-opnamen wordt een wit Witte temperatuurwaarschuwing- of rood Rode temperatuurwaarschuwing-pictogram weergegeven.

  • Dit geeft aan dat de interne temperatuur van de camera te hoog is. De beeldkwaliteit van foto's kan afnemen als een wit [Witte temperatuurwaarschuwing]-pictogram verschijnt. Als het rode pictogram [Rode temperatuurwaarschuwing] wordt weergegeven, geeft dit aan dat de Live View-opname binnen afzienbare tijd automatisch wordt stopgezet ().

Uitgebreide ISO-snelheden kunnen niet worden geselecteerd voor het maken van foto's.

  • Controleer de instelling van [ISO-snelheid] onder [Opnamen maken: ISO-snelheidsinst.].
  • Uitgebreide ISO-snelheden zijn niet beschikbaar wanneer [Opnamen maken: Lichte tonen prioriteit] ingesteld is op [Inschak.] of [Vergroot].

Tijdens het maken van filmopnamen wordt het rode pictogram Rode temperatuurwaarschuwing weergegeven.

  • Dit geeft aan dat de interne temperatuur van de camera te hoog is. Als het rode pictogram [Rode temperatuurwaarschuwing] wordt weergegeven, geeft dit aan dat de filmopname binnen afzienbare tijd automatisch wordt stopgezet ().

De filmopname wordt automatisch beëindigd.

  • Als de kaart een lage schrijfsnelheid heeft, wordt de filmopname mogelijk automatisch beëindigd. Zie Minimumvereisten voor kaartprestaties voor kaarten waarmee u films kunt opnemen. Ga naar de website van de fabrikant van de kaart als u wilt weten wat de schrijfsnelheid van de kaart is.
  • Als de filmopnametijd 29 min. 59 sec. bereikt, wordt de filmopname automatisch gestopt.

De ISO-snelheid kan niet worden ingesteld voor filmopname.

  • In andere opnamemodi dan Handmatige belichting wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld. In de modus Handmatige belichting kunt u de ISO-snelheid handmatig instellen ().

De handmatig ingestelde ISO-snelheid verandert wanneer u overschakelt naar filmopname.

  • [ISO-snelheid] onder [Opnamen maken: ISO-snelheidsinst.] () is van toepassing op opnamen met de zoeker en Live View-opnamen. [ISO-snelheid] onder [Opnamen maken: ISO-snelheidsinst.] () is van toepassing op filmopnamen.

Uitgebreide ISO-snelheden kunnen niet worden geselecteerd voor filmopnamen.

  • Controleer de instelling van [ISO-snelheid] onder [Opnamen maken: ISO-snelheidsinst.].
  • Uitgebreide ISO-snelheden zijn niet beschikbaar wanneer [Opnamen maken: Lichte tonen prioriteit] ingesteld is op [Inschak.].

De belichting verandert tijdens de filmopname.

  • Als u tijdens een filmopname de sluitertijd of de diafragmawaarde aanpast, worden de wijzigingen in de belichting mogelijk opgenomen.
  • Het wordt aanbevolen een paar testfilms op te nemen als u van plan bent om te zoomen tijdens het maken van filmopnamen. Zoomen tijdens het opnemen van films kan veranderingen in de belichting of lensgeluiden veroorzaken die worden opgenomen, een ongelijkmatig geluidsniveau of scherpteverlies.

De opname flikkert of er zijn horizontale strepen te zien tijdens de filmopname.

  • Flikkerend beeld, horizontale strepen (ruis) of onregelmatige belichting kunnen worden veroorzaakt door TL-licht, ledlampen of andere lichtbronnen tijdens filmopname. Bovendien kunnen veranderingen in de belichting (helderheid) of de kleurtoon worden opgenomen. In de modus Handmatige belichting kan een lange sluitertijd het probleem verminderen. Het probleem kan meer zichtbaar zijn bij time-lapsefilmopnamen.

Het onderwerp ziet er vervormd uit tijdens filmopnamen.

  • Als u de camera naar links of rechts beweegt ('pannen') of een bewegend voorwerp opneemt, kan het beeld er vervormd uitzien.

Ik kan geen foto's maken tijdens filmopnamen.

  • Er kunnen geen foto's worden gemaakt tijdens filmopnamen. Om foto's te maken, stopt u de filmopname en maakt u opnamen via de zoeker of Live View-opnamen.

Problemen met draadloze functies

Kan niet koppelen met een smartphone.

  • Gebruik een smartphone die compatibel is met Bluetooth Specification Version 4.1 of later.
  • Schakel Bluetooth in vanaf het instellingenscherm van de smartphone.
  • Koppelen met de camera is niet mogelijk vanaf het Bluetooth-instellingenscherm van de smartphone. Installeer de speciale app Camera Connect (gratis) op de smartphone ().
  • Een eerder gekoppelde smartphone kan niet opnieuw met de camera worden gekoppeld als de registratie van de camera op de smartphone is opgeslagen. Verwijder in dat geval de registratie van de camera die is opgeslagen in de Bluetooth-instellingen op de smartphone en probeer de apparaten opnieuw te koppelen ().

De Wi-Fi-functie kan niet worden ingesteld.

  • Als de camera via een interfacekabel met een computer of ander apparaat is verbonden, kunnen de Wi-Fi-functies niet worden ingesteld. Koppel de interfacekabel los voordat u functies configureert ().

Kan geen gebruik maken van een apparaat dat via een interfacekabel is aangesloten.

  • Andere apparaten, zoals computers, kunnen niet worden gebruikt met de camera door ze met een interfacekabel aan te sluiten terwijl de camera via Wi-Fi met apparaten is verbonden. Verbreek de Wi-Fi-verbinding voordat u een interfacekabel aansluit.

Bewerkingen zoals opnamen maken en weergave zijn niet mogelijk.

  • Met een actieve Wi-Fi-verbinding zijn handelingen zoals opnemen en weergeven niet mogelijk. Verbreek de Wi-Fi-verbinding en voer daarna de gewenste handeling uit.

Kan niet opnieuw verbinding maken met een smartphone.

  • Als u de instellingen hebt gewijzigd of een andere instelling hebt geselecteerd, is het niet mogelijk om opnieuw verbinding te maken, zelfs wanneer u dezelfde camera en dezelfde smartphone gebruikt en ook dezelfde SSID selecteert. Verwijder in dit geval de verbindingsinstellingen voor de camera uit de Wi-Fi-instellingen op de smartphone en stel de verbinding opnieuw in.
  • U kunt mogelijk geen verbinding tot stand brengen als Camera Connect wordt uitgevoerd wanneer u verbindingsinstellingen opnieuw configureert. Sluit in dit geval Camera Connect even af en start het vervolgens opnieuw op.

Problemen met de bediening

Instellingen kunnen niet worden aangepast met het instelwiel Hoofdinstelwiel of Snelinstelwiel.

  • Druk op de knop Multifunctievergrendeling om de bedieningselementen te ontgrendelen ().
  • Controleer de instelling [Instellen: Multifunctievergrendeling] ().

Aanraakbediening is niet mogelijk.

  • Zorg ervoor dat [Instellen: Aanraakbediening] ingesteld is op [Standaard] of [Gevoelig] ().
  • Controleer de instelling [Instellen: Multifunctievergrendeling] ().

Een knop of wiel op de camera werkt niet zoals verwacht.

  • Controleer deze instellingen: [Instellen: Schak. /-knop], naast [Selectiemethode AF-gebied] en [Aangepaste bediening] onder [Instellen: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] (, ).
  • Controleer voor filmopnamen de instelling [Functie sluiterknop v. movies] (, ).

Problemen met schermweergave

Het menuscherm geeft minder tabbladen en items weer.

  • Bepaalde tabbladen en opties verschijnen niet in Basismodi of voor Live View-opnamen en filmopnamen.

De weergave begint met [My Menu] My Menu of alleen het tabblad [My Menu] wordt weergegeven.

  • [Menuweergave] op het tabblad [My Menu] is ingesteld op [Weergave van My Menu-tab] of [Alleen My Menu-tab weergeven]. Stel [Normale weergave] in ().

Het eerste teken van de bestandsnaam is een onderstrepingsteken ('_').

  • Stel [Opnamen maken: Kleurruimte] in op [sRGB]. Als [Adobe RGB] is ingesteld, is het eerste teken een onderstrepingsteken ().

De bestandsnaam begint met 'MVI_'.

  • Dit is een filmbestand ().

De bestandsnummering begint niet bij 0001.

  • Als op de kaart al opnamen zijn opgeslagen, kan het zijn dat het opnamenummer niet begint bij 0001 ().

De weergegeven datum en tijd van de opname zijn onjuist.

  • Controleer of de juiste datum en tijd zijn ingesteld ().
  • Controleer de tijdzone en zomertijd ().

De datum en tijd staan niet op de opname.

  • De opnamedatum en -tijd worden niet op de opname weergegeven. De datum en tijd worden opgeslagen in de beeldgegevens als opname-informatie. Wanneer u print, kunt u de datum en tijd op de opname mee laten printen door de datum en tijd, die zijn opgeslagen in de opname-informatie, te gebruiken ().

[###] wordt weergegeven.

  • Als het aantal opnamen op de kaart hoger is dan het maximum aantal opnamen dat door de camera kan worden weergegeven, wordt [###] weergegeven.

Het AF-punt wordt langzaam weergegeven in de zoeker.

  • Bij lage temperaturen kan de weergavesnelheid van AF-punten trager worden door de eigenschappen van het AF-puntweergavemiddel (vloeibare kristallen). De weergavesnelheid zal bij kamertemperatuur weer normaal zijn.

Het scherm toont een onduidelijk beeld.

  • Als het scherm vuil is, dient u een zachte doek te gebruiken om het schoon te maken.
  • Bij lage temperaturen kan het scherm langzamer reageren en bij hoge temperaturen kan het er zwart uitzien. Bij kamertemperatuur functioneert het scherm weer normaal.

Problemen met weergave van opnamen

Er wordt een rood vakje weergegeven op de opname.

  • [Weergave: AF-punt weerg.] is ingesteld op [Inschak.] ().

Tijdens de opnameweergave worden de AF-punten niet weergegeven.

  • De AF-punten worden niet weergegeven wanneer de volgende opnametypen worden weergegeven:

    • Beelden die zijn vastgelegd in de Speciale scène: Nachtopnamen uit hand HDR-tegenlicht -modus.
    • Beelden die zijn vastgelegd in de Creatieve filters: HDR-kunst HDR-kunst helder HDR-kunst olieverf HDR-kunst embossed -modus.
    • Opnamen die zijn gemaakt met ruisonderdrukking bij meerdere opnamen toegepast.
    • Bijgesneden opnamen.

De opname kan niet worden gewist.

  • Als de opname tegen wissen is beveiligd, kan deze niet worden verwijderd ().

Foto's en films kunnen niet worden weergegeven.

  • De camera kan mogelijk geen opnamen weergeven die met een andere camera zijn gemaakt.
  • Films die op een computer zijn bewerkt, kunnen niet worden afgespeeld op de camera.

Alleen bepaalde opnamen kunnen worden weergegeven.

  • De afbeeldingen zijn gefilterd voor weergave met [Weergave: Beeldzoekvoork. instellen] (). Wis de voorkeuren voor beelden zoeken.

Mechanische geluiden of geluiden van camerabediening zijn hoorbaar tijdens de weergave van films.

  • De ingebouwde microfoon van de camera neemt ook mechanische geluiden van de lens of geluiden van de camera/lens op als AF-bedieningen worden uitgevoerd of als u de camera bedient tijdens filmopnamen. In dit geval kan het gebruik van een externe microfoon deze geluiden verminderen. Als de geluiden nog steeds storend zijn met een externe microfoon, kan het effectiever zijn om de externe microfoon van de camera te verwijderen en op een afstand van de camera en de lens te plaatsen ().

Het lijkt alsof de film tijdelijk blijft stilstaan.

  • Indien er een drastische verandering is in het belichtingsniveau van de filmopname met automatische belichting, stopt de opname tijdelijk tot de helderheid zich stabiliseert. Gebruik in dat geval de modus Handmatige belichting ().

Er verschijnt geen beeld op de televisie.

  • Zorg ervoor dat [Instellen: Videosysteem] is ingesteld op [Voor NTSC] of [Voor PAL], afhankelijk van het videosysteem van uw televisie.
  • Controleer of de connector van de HDMI-kabel volledig in de aansluiting is gestoken ().

Er zijn verschillende filmbestanden voor één filmopname.

  • Wanneer de bestandsgrootte van de film 4 GB bereikt, wordt er automatisch een ander filmbestand gemaakt (). Als u echter een SDXC-kaart gebruikt die is geformatteerd met de camera, kunt u films als één bestand opslaan zelfs als deze groter zijn dan 4 GB.

De kaartlezer herkent de kaart niet.

  • Afhankelijk van de kaartlezer en het besturingssysteem van de computer worden SDXC-kaarten mogelijk niet correct herkend. In dit geval sluit u de camera aan op een computer met een interfacekabel (afzonderlijk verkrijgbaar) en gebruikt u EOS Utility (EOS-software, ) of sluit u de camera aan op een computer via Wi-Fi () om de beelden op de camera te importeren.

Het formaat van de opname kan niet worden gewijzigd.

  • Met deze camera kunt u het formaat van JPEG Klein 2- of RAW-beelden niet wijzigen ().

Het beeld kan niet worden getrimd.

  • Met deze camera kunt u RAW-beelden niet trimmen ().

Het beeld vertoont lichte puntjes.

  • Op vastgelegde beelden kunnen witte, rode of blauwe lichtpuntjes verschijnen als de sensor is beïnvloed door kosmische stralen of gelijksoortige factoren. De weergave van dit soort puntjes kan worden onderdrukt als u [Reinig nu] onder [Instellen: Sensorreiniging] uitvoert ().

Problemen met sensorreiniging

De sluiter maakt een geluid tijdens het reinigen van de sensor.

  • Als u onder [Instellen: Sensorreiniging] de optie [Reinig nu] selecteert, maakt de sluiter een mechanisch geluid tijdens het reinigen, maar wordt er geen afbeelding op de kaart vastgelegd ().

Automatische sensorreiniging werkt niet.

  • Als u met de aan-uitschakelaar snel achter elkaar tussen Inschakelen en Uitschakelen wisselt, wordt het pictogram Reinig nu mogelijk niet weergegeven ().

Problemen bij aansluiting op een computer

Ik kan geen beelden naar een computer importeren.

  • Installeer EOS Utility (EOS-software) op de computer ().
  • Als de camera al verbonden is via Wi-Fi, kan deze niet communiceren met een computer die wordt aangesloten met een interfacekabel (afzonderlijk verkrijgbaar).

De communicatie tussen de aangesloten camera en computer werkt niet.

  • Als u EOS Utility (EOS-software) gebruikt, stelt u [Opnamen maken: Time-lapse-movie] in op [Uitschak.] ().