Automatisch flitsen met één ontvanger

In deze paragraaf worden de basishandelingen beschreven voor volledig automatische draadloze opnamen met een EL-1 (Ver.2) bevestigd op de camera als zender, en een EL-1 (Ver.2) ingesteld als ontvanger.

  1. Stel een flitser in als de zender.

    • Stel de EL-1 (Ver.2) bevestigd op de camera in als zender ().
    • Apparaten die zijn uitgerust met de optische transmissie draadloze zenderfunctie kunnen ook als zender worden gebruikt.
  2. Stel een flitser in als de ontvanger.

    • Stel de EL-1 (Ver.2) in om als ontvanger draadloos te worden bediend door de zender ().
    • U kunt ook andere Speedlites van de EX-serie gebruiken die als ontvanger draadloze opnamen met optische transmissie ondersteunen.
    • U kunt A, B of C als flitsgroep (1) gebruiken.
  3. Controleer het kanaal.

    • Als de communicatiekanalen van de zender en ontvanger niet overeenkomen, stel ze dan op hetzelfde kanaal in ().
  4. Plaats de camera en de andere Speedlite.

  5. Gebruik de joystick op de zender om MODUS te selecteren.

  6. Stel de flitsmodus in op ETTL.

    • Duw de joystick in verticale of horizontale richting of draai aan Selectiewiel en selecteer ETTL. Druk daarna de joystick recht in.
    • De ontvanger wordt automatisch ingesteld op ETTL tijdens opnamen, zoals aangestuurd door de zender.
    • Controleer of het aansturen van de flitsgroep is ingesteld op ALLE.
  7. Bevestig dat het opladen van de flitser voltooid is.

    • Wanneer de ontvangerflitser klaar is, knippert het AF-hulplicht met intervallen van circa 1 seconde.
    • Controleer of het gereed-lampje van de zender brandt.
  8. Controleer de werking.

    • Druk op de testflitsknop van de zender.
    • De Speedlites flitsen. Als hij niet flitst, controleer dan of deze binnen het transmissiebereik is geplaatst ().
  9. Maak de foto.

    • Maak net als bij normale flitsopnamen de foto nadat u de camera hebt geconfigureerd.

Voorzichtig

  • Als er een TL-lamp of computermonitor in de buurt van de ontvanger staat, kan de aanwezigheid van de lichtbron ertoe leiden dat de ontvanger gaat storen en per ongeluk flitst.
  • Tijdens draadloze opnamen met optische transmissie, zelfs als de zender en ontvangers (flitsgroep) niet allemaal volledig zijn opgeladen, wordt OPLADEN niet weergegeven op het lcd-scherm van de zender zoals bij draadloze opnamen met radiotransmissie (met gebruik zenderflitser UIT). Ook is er geen functie voor het verlichten of uitschakelen van het lcd-scherm van de zender op basis van de oplaadstatus van de zender en ontvangers.
  • Wanneer P.Fn-06-0 is ingesteld op de zender (), klinkt de pieptoon wanneer de zender volledig is opgeladen (Anders dan bij draadloze opnamen met radiotransmissie geeft deze pieptoon niet aan dat alle flitsers zijn opgeladen).

Opmerking

  • De flitsdekking van de zender en ontvanger is ingesteld op 24 mm. U kunt de flitsdekking ook handmatig instellen.
  • De zender kan ook flitsen ().
  • U kunt de modelflits activeren door op de scherptediepte-controleknop van de camera te drukken ().
  • Om een ontvanger in te schakelen die in de modus automatisch uitschakelen staat, drukt u op de testflitsknop van de zender.
  • Er kan geen testflits worden uitgevoerd wanneer een flitstimer van de camera of soortgelijke functie actief is.
  • U kunt in C.Fn-10 de tijd instellen waarna het automatisch uitschakelen van een ontvanger in werking treedt.
  • Het AF-hulplicht knippert als de ontvanger volledig is opgeladen. U kunt dit knipperen uitschakelen (C.Fn-23).

Automatische flitsopnamen maken met meerdere ontvangers

Wanneer u meer flitsvermogen nodig hebt of gemakkelijker wilt kunnen verlichten, kunt u het aantal ontvangers vermeerderen en ze als één flitser laten flitsen.

Voeg een ontvanger toe en volg dezelfde procedure die wordt vermeld in „Automatisch flitsen met één ontvanger” (). U kunt A, B of C als flitsgroep gebruiken.

Wanneer het aantal ontvangers is verhoogd of het flitsen met de zender op AAN is gezet, wordt er automatisch voor gezorgd dat alle flitsers met hetzelfde flitsvermogen flitsen en dat het totale flitsvermogen leidt tot de standaardbelichting.

Flitsopnamen met gebruik van draadloze functies

Door het draadloze systeem hoeft u de volgende functies niet in te stellen op de ontvangers. Deze worden automatisch geconfigureerd op basis van de instellingen van de zender. Hierdoor is het maken van draadloze flitsopnamen bijna hetzelfde als bij normale flitsopnamen.

Voorzichtig

  • U kunt de flitsfrequentie voor stroboscopisch flitsen tijdens draadloze opnamen met optische transmissie instellen op 1 - 199 Hz (instellingen van 250 - 500 Hz zijn niet beschikbaar).

Opmerking

  • U kunt ook flitsbelichtingscompensatie en flitsdekking handmatig instellen op elke ontvanger.

Meerdere zenders gebruiken

Meerdere apparaten kunnen worden ingesteld als zender. Onder hetzelfde lichtarrangement (met dezelfde ontvangers) kunt u ook met andere camera's draadloze flitsopnamen maken. Hiervoor bevestigt u de zender op een andere camera.