Reageren op foutberichten

Als u op het lcd-scherm van de camera transmitterfouten ziet, kijkt u of u de oorzaak van de fout kunt wegnemen met de suggesties in dit gedeelte. Als er een fout optreedt, knippert het Netwerklamp-lampje op de transmitter en verschijnt het foutcodenummer in het lcd-paneel. U kunt de foutdetails ook bekijken in het menu [Verbinding: Netwerkinstell.]→[Foutomschrijving].

Click the error code number in the following table to jump to the corresponding page.

11 12
21 22 23
41 43 44 45 46 47 48
61 63 64 65 66 67 68 69
71 72 73
82 83
91

11: Verb.doel niet gevonden

  • Als u [EOS Utility] gebruikt, wordt EOS Utility uitgevoerd?

    • Start EOS Utility en maak opnieuw verbinding ().
  • Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld om dezelfde encryptiesleutel te gebruiken voor verificatie?

    • Deze fout doet zich voor als de encryptiesleutels niet overeenkomen en de verificatiemethode voor encryptie is ingesteld op [Open systeem].

      De encryptiesleutel is hoofdlettergevoelig. Zorg dat u de juiste encryptiesleutel gebruikt voor verificatie op de transmitter door het gebruik van kleine letters en hoofdletters te controleren ().

12: Verb.doel niet gevonden

  • Zijn het doelapparaat en het toegangspunt ingeschakeld?

    • Schakel het doelapparaat en het toegangspunt in en wacht korte tijd. Als er nog steeds geen verbinding tot stand is gekomen, dient u de procedures te herhalen om de verbinding opnieuw tot stand te brengen.

21: Geen adres toegewezen door DHCP server

Controleren op de transmitter

  • Het IP-adres op de transmitter is ingesteld op [Autom. instellen]. Is dit de juiste instelling?

    • Als er geen DHCP-server wordt gebruikt, dient u de instellingen te configureren nadat u de IP-adressen op de transmitter hebt ingesteld op [Handm. Instellen] op de transmitter ().

Controleren op de DHCP-server

  • Is de DHCP-server ingeschakeld?

    • Schakel de DHCP-server in.
  • Zijn er genoeg adressen om te worden toegekend door de DHCP-server?

    • Vergroot het aantal adressen dat door de DHCP-server kan worden toegekend.
    • Verwijder apparatuur met door de DHCP-server toegekende IP-adressen van het netwerk om het aantal gebruikte adressen te reduceren.
  • Werkt de DHCP-server correct?

    • Controleer de DHCP-serverinstellingen om na te gaan of deze goed werkt als DHCP-server.
    • Vraag zo nodig uw netwerkbeheerder of de DHCP-server werkt.

Controleren op het hele netwerk

  • Bevat het netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat fungeert als gateway?

    • Verkrijg zo nodig het adres van de netwerkgateway van uw netwerkbeheerder en voer het in op de transmitter (, ).
    • Zorg ervoor dat het gateway-adres correct is ingevoerd op alle netwerkapparaten, inclusief de transmitter.

Opmerking

  • Reageren op foutberichten 21 – 23

  • Controleer ook de volgende zaken bij foutbericht 21 tot en met 23.

    Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld om hetzelfde wachtwoord te gebruiken voor verificatie?

    • Deze fout doet zich voor als u een onjuist wachtwoord invoert en de verificatiemethode voor encryptie is ingesteld op [Open systeem]. Zorg dat u een juist wachtwoord instelt voor verificatie op de transmitter door het gebruik van kleine letters en hoofdletters te controleren ().

22: Geen respons van DNS server

Controleren op de transmitter

  • Het DNS-adres op de transmitter is ingesteld op [Handm. Instellen]. Is dit de juiste instelling?

    • Als er geen DNS-server wordt gebruikt, stelt u het DNS-adres van de transmitter in op [Uitschak.] ().
  • Hebt u het juiste IP-adres ingesteld van de DNS-server die is geconfigureerd voor de transmitter?

    • Zorg dat u het IP-adres instelt van de DNS-server die u zult gebruiken voor de transmitter (, ).

Controleren op de DNS-server

  • Is de DNS-server ingeschakeld?

    • Schakel de DNS-server in.
  • Zijn de DNS-serverinstellingen voor de IP-adressen en bijbehorende namen correct?

    • Zorg ervoor dat de IP-adressen en bijbehorende namen correct zijn ingevoerd op de DNS-server.
  • Werkt de DNS-server correct?

    • Controleer de DNS-serverinstellingen om na te gaan of deze goed werkt als DNS-server.
    • Vraag zo nodig uw netwerkbeheerder of de DNS-server werkt.

Controleren op het hele netwerk

  • Bevat het netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat fungeert als gateway?

    • Verkrijg zo nodig het adres van de netwerkgateway van uw netwerkbeheerder en voer het in op de transmitter (, ).
    • Zorg ervoor dat het gateway-adres correct is ingevoerd op alle netwerkapparaten, inclusief de transmitter.

23: Device met zelfde IP-adres bestaat op gesel. netwerk

  • Is er een ander apparaat op het transmitternetwerk dat hetzelfde IP-adres gebruikt als de transmitter?

    • Wijzig het IP-adres van de transmitter om te voorkomen dat twee apparaten op één netwerk hetzelfde adres gebruiken. U kunt ook het IP-adres van het andere apparaat met hetzelfde adres wijzigen.
    • Als het IP-adres van de transmitter is ingesteld op [Handm. Instellen] in netwerkomgevingen die gebruikmaken van een DHCP-server, wijzigt u de instellingen naar [Autom. instellen] ().

41: Kan niet verbinden met FTP server

Controleren op de transmitter

  • De proxyserver van de transmitter is ingesteld op [Inschak.]. Is dit de juiste instelling?

    • Als er geen proxyserver wordt gebruikt, stelt u de proxyserver van de transmitter in op [Uitschak.] ().
  • Komen de transmitterinstellingen bij [Adres instelling] en [Poortnummer instellen] overeen met die van de proxyserver?

    • Zorg ervoor dat de adres- en poortnummerinstellingen voor de proxyserver op de transmitter overeenkomen met die van de proxyserver ().
  • Zijn de proxyserverinstellingen van de transmitter correct ingevoerd op de DNS-server?

    • Zorg ervoor dat het [Adres] van de proxyserver correct is ingevoerd op de DNS-server.
  • Hebt u het juiste IP-adres ingesteld van de FTP-server voor de transmitter?

    • Zorg ervoor dat het IP-adres op de transmitter overeenkomt met het werkelijke adres van de FTP-server ().
  • Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld om dezelfde encryptiesleutel te gebruiken voor verificatie?

    • Deze fout doet zich voor als de encryptiesleutels niet overeenkomen en de verificatiemethode voor encryptie is ingesteld op [Open systeem].

      De encryptiesleutel is hoofdlettergevoelig. Zorg dat u de juiste encryptiesleutel gebruikt voor verificatie op de transmitter door het gebruik van kleine letters en hoofdletters te controleren ().

  • Komt de instelling bij [Poortnummer instellen] voor de FTP-server op de transmitter overeen met het werkelijke poortnummer van de FTP-server?

    • Configureer op de transmitter en de FTP-server hetzelfde poortnummer (normaal gesproken 21 voor FTP/FTPS en 22 voor SFTP). Configureer op de transmitter het poortnummer van de FTP-server ().
  • Zijn de FTP-serverinstellingen van de transmitter correct ingevoerd op de DNS-server?

    • Zorg ervoor dat de [Servernaam] van de geconfigureerde FTP-server correct is ingevoerd op de DNS-server. Zorg er bovendien voor dat de [Servernaam] van de FTP-server die u zult gebruiken correct is ingevoerd op de transmitter ().

Controleren op de FTP-server

  • Werkt de FTP-server correct?

    • Configureer de computer op de juiste manier om hem te laten functioneren als FTP-server.
    • Verkrijg zo nodig de adresinstelling en het poortnummer van de FTP-server van uw netwerkbeheerder en voer deze in op de transmitter.
  • Is de FTP-server ingeschakeld?

    • Schakel de FTP-server in. De server is wellicht automatisch uitgeschakeld omdat deze zich in energiebesparingsmodus bevindt.
  • Komt het IP-adres dat is geconfigureerd op de FTP-server overeen met de [Adres]-instelling voor de FTP-server op de transmitter?

    • Zorg ervoor dat het IP-adres op de transmitter overeenkomt met het werkelijke adres van de FTP-server ().
  • Is de FTP-server zodanig geconfigureerd dat alleen toegang vanaf bepaalde IP-adressen is toegestaan?

    • Check het IP-adres van de transmitter in [Bevestig instell.] () en wijzig de instellingen op de FTP-server.
  • Is er een firewall of andere beveiligingssoftware ingeschakeld?

    • Sommige beveiligingssoftware gebruikt een firewall om de toegang tot de FTP-server te beperken. Wijzig de firewallinstellingen zodat toegang tot de FTP-server mogelijk is.
    • Als u op de transmitter [Passieve modus] instelt op [Inschak.], moet u mogelijk een verbinding tot stand brengen met de FTP-server ().
  • Zoekt u verbinding met de FTP-server via een breedbandrouter?

    • Sommige breedbandrouters beperken via een firewall de toegang tot de FTP-server. Wijzig de firewallinstellingen zodat toegang tot de FTP-server mogelijk is.
    • Als u op de transmitter [Passieve modus] instelt op [Inschak.], moet u mogelijk een verbinding tot stand brengen met de FTP-server ().

Controleren op de proxyserver

  • Is de proxyserver ingeschakeld?

    • Schakel de proxyserver in.
  • Werkt de proxyserver correct?

    • Controleer de instellingen van de proxyserver om na te gaan of deze goed werkt als proxyserver.
    • Verkrijg zo nodig de adresinstelling en het poortnummer van de proxyserver van uw netwerkbeheerder en voer deze in op de transmitter.

Controleren op het hele netwerk

  • Bevat het netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat fungeert als gateway?

    • Verkrijg zo nodig het adres van de netwerkgateway van uw netwerkbeheerder en voer het in op de transmitter.
    • Zorg ervoor dat het gateway-adres correct is ingevoerd op alle netwerkapparaten, inclusief de transmitter.

Controleren op het hele netwerk

  • Bevat het netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat fungeert als gateway?

    • Verkrijg zo nodig het adres van de netwerkgateway van uw netwerkbeheerder en voer het in op de transmitter (, ).
    • Zorg ervoor dat het gateway-adres correct is ingevoerd op alle netwerkapparaten, inclusief de transmitter.

43: Kan niet verbinden met FTP server. Foutcode ontvangen van server.

Controleren op de proxyserver

  • Is de proxyserver ingeschakeld?

    • Schakel de proxyserver in.
  • Werkt de proxyserver correct?

    • Controleer de instellingen van de proxyserver om na te gaan of deze goed werkt als proxyserver.
    • Verkrijg zo nodig de adresinstelling en het poortnummer van de proxyserver van uw netwerkbeheerder en voer deze in op de transmitter.

Controleren op het hele netwerk

  • Bevat het netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat fungeert als gateway?

    • Verkrijg zo nodig het adres van de netwerkgateway van uw netwerkbeheerder en voer het in op de transmitter.
    • Zorg ervoor dat het gateway-adres correct is ingevoerd op alle netwerkapparaten, inclusief de transmitter.

Controleren op de FTP-server

  • Hebt u meer FTP-serververbindingen gebruikt dan is toegestaan?

    • Koppel een aantal netwerkapparaten los van de FTP-server of vergroot het maximale aantal verbindingen in de FTP-serverinstellingen.

44: Kan verbinding met FTP server n. verbr. Foutc. ontv. van server.

  • Deze fout doet zich voor als de verbinding tussen de transmitter en de FTP-server om een of andere reden niet kan worden verbroken.

    • Zet de FTP-server en de camera’s uit en weer aan.

45: Kan niet inloggen op FTP server. Foutcode ontvangen van server.

Controleren op de transmitter

  • Is op de transmitter de [] correct ingevoerd?

    • Controleer de loginnaam voor toegang tot de FTP-server. De loginnaam is hoofdlettergevoelig. Zorg dat u de juiste loginnaam gebruikt voor de transmitter door het gebruik van kleine letters en hoofdletters te controleren ().
  • Is het [Loginwachtwoord] correct ingevoerd op de transmitter?

    • Als er een loginwachtwoord is ingesteld op de FTP-server, zorg er dan voor dat u het juiste wachtwoord gebruikt voor de transmitter door het gebruik van kleine letters en hoofdletters te controleren ().

Controleren op de FTP-server

  • Heeft de gebruiker voldoende lees-, schrijf- en logboekrechten voor toegang tot bestanden op de FTP-server?

    • Stel de gebruikersrechten voor toegang tot bestanden op de FTP-server in om lees-, schrijf- en logboekrechten te verlenen.
  • Bestaan de namen van de doelmappen op de FTP-server uitsluitend uit ASCII-tekens?

    • Gebruik uitsluitend ASCII-tekens voor de mapnamen.

46: Voor de datasessie, fout-code ontv. van FTP server

Controleren op de FTP-server

  • De verbinding is door de FTP-server beëindigd.

    • Start de FTP-server opnieuw op.
  • Heeft de gebruiker voldoende lees-, schrijf- en logboekrechten voor toegang tot bestanden op de FTP-server?

    • Stel de gebruikersrechten voor toegang tot bestanden op de FTP-server in om lees-, schrijf- en logboekrechten te verlenen.
  • Heeft de gebruiker toegangsrechten tot de doelmap op de FTP-server?

    • Stel de gebruikersrechten voor toegang tot de doelmap op de FTP-server zodanig in, dat het opslaan van beelden die zijn overgebracht van de transmitter is toegestaan.
  • Is de FTP-server ingeschakeld?

    • Schakel de FTP-server in. De server is wellicht automatisch uitgeschakeld omdat deze zich in energiebesparingsmodus bevindt.
  • Is de vaste schijf van de FTP-server vol?

    • Vergroot de beschikbare ruimte op de vaste schijf.

47: Einde beeldbestand overbr. niet bevestigd door FTP server

  • Deze fout doet zich voor als de transmitter om een of andere reden geen melding van de FTP-server over een voltooide overdracht ontvangt.

    • Zet de FTP-server en de camera’s uit en weer aan, en probeer de beelden opnieuw over te brengen.

48: Beveiliging doelserververbinding kan niet worden gecontroleerd. Stel [Doelserver vertr.] in op [Inschak.] als u de server ver- trouwt en verbinding wilt maken.

  • Deze fout verschijnt als het niet mogelijk was om de veiligheid van de verbinding met de doelserver te controleren tijdens FTPS-verbinding.

    • Zorg dat het certificaat correct is geconfigureerd.
    • Stel [Doelserver vertr.] in op [Inschak.] om de doelserver te vertrouwen ongeacht het certificaat dat wordt geconfigureerd.

61: Geselect. SSID wireless LAN network niet gevonden

  • Zijn er obstakels op de zichtlijn tussen de transmitter en de antenne van het toegangspunt?

    • Zet de antenne van het toegangspunt in een positie die duidelijk zichtbaar is vanuit de transmitter.

Controleren op de transmitter

  • Is dezelfde SSID geconfigureerd voor de transmitter en het toegangspunt?

    • Controleer de SSID van het toegangspunt en stel op de transmitter dezelfde SSID in ().

Controleren bij het toegangspunt

  • Is het toegangspunt ingeschakeld?

    • Schakel het toegangspunt in.
  • Indien u filtert op MAC-adres, is het MAC-adres van de gebruikte transmitter geregistreerd op het toegangspunt?

    • Registreer het MAC-adres van de transmitter gebruikt op het toegangspunt ().

63: Wireless LAN-verificatie-fout

  • Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld om dezelfde encryptiesleutel te gebruiken voor verificatie?

    • De encryptiesleutel is hoofdlettergevoelig. Zorg dat u de juiste encryptiesleutel gebruikt voor verificatie op de transmitter door het gebruik van kleine letters en hoofdletters te controleren ().

  • Indien u filtert op MAC-adres, is het MAC-adres van de gebruikte transmitter geregistreerd op het toegangspunt?

    • Registreer het MAC-adres van de transmitter op het toegangspunt. Het MAC-adres is te vinden op het scherm [MAC-adres] ().

64: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal

  • Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld op dezelfde encryptiemethode?

    • De transmitter ondersteunt WEP-, TKIP-, en AES-encryptie ().
  • Indien u filtert op MAC-adres, is het MAC-adres van de gebruikte transmitter geregistreerd op het toegangspunt?

    • Registreer het MAC-adres van de transmitter gebruikt op het toegangspunt. Het MAC-adres is te vinden op het scherm [MAC-adres] ().

65: Wireless LAN-verbinding verbroken

  • Zijn er obstakels op de zichtlijn tussen de transmitter en de antenne van het toegangspunt?

    • Zet de antenne van het toegangspunt in een positie die duidelijk zichtbaar is vanuit de transmitter.
  • De wireless LAN-verbinding is om een of andere reden verbroken en kan niet worden hersteld.

    • Mogelijke oorzaken: buitensporig gebruik van het toegangspunt door andere terminals, een magnetron of vergelijkbare ingeschakelde apparatuur in de buurt (die de IEEE 802.11n/g/b-ontvangst in de 2,4-GHz band verstoort), of invloed van regen of een hoge vochtigheidsgraad.

66: Onjuist wachtwoord voor wireless LAN

  • Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld om dezelfde encryptiesleutel te gebruiken voor verificatie?

    • De encryptiesleutel is hoofdlettergevoelig. Zorg dat u de juiste encryptiesleutel gebruikt voor verificatie op de transmitter en het toegangspunt door het gebruik van kleine letters en hoofdletters te controleren ().

      Fout 41 wordt weergegeven wanneer de verificatie voor encryptie is ingesteld op [Open systeem] ().

67: Onjuiste wireless LAN encryptie methode

  • Zijn de transmitter en het toegangspunt ingesteld op dezelfde encryptiemethode?

    • De transmitter ondersteunt WEP-, TKIP-, en AES-encryptie ().
  • Indien u filtert op MAC-adres, is het MAC-adres van de gebruikte transmitter geregistreerd op het toegangspunt?

    • Registreer het MAC-adres van de transmitter gebruikt op het toegangspunt. Het MAC-adres is te vinden op het scherm [MAC-adres] ().

68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal. Start opnieuw.

  • Hebt u de WPS-knop (Wi-Fi Protected Setup) op het toegangspunt volgens de aangegeven duur ingedrukt gehouden?

    • Houd de WPS-knop ingedrukt volgens de instructiehandleiding van het toegangspunt.
  • Probeert u een verbinding tot stand te brengen in de buurt van het toegangspunt?

    • Probeer de verbinding tot stand te brengen als de apparaten binnen elkaars bereik zijn.

69: Meerdere wireless LAN-terminals gevonden. Kan geen verbinding maken. Start opnieuw.

  • De PBC (Pushbutton connection mode) of WPS (Wi-Fi Protected Setup) wordt gebruikt door een ander toegangspunt om een verbinding tot stand te brengen.

    • Probeer na een korte tijd verbinding te maken of PIN-modus (PIN-codeverbindingmodus) te gebruiken voor de verbinding ().

71: Geen verbinding mogelijk met ontvangercamera

  • Volgt u de juiste procedure voor het tot stand brengen van een verbinding met de ontvangercamera?

    • Zorg dat u de juiste procedure volgt voor het bedienen van de ontvangercamera’s (, ).
  • Bevinden de ontvangercamera's zich te ver van de zendercamera?

    • Plaats de ontvangercamera's dichter bij de zendercamera.
  • Zijn er veel apparaten in uw omgeving die radiogolven uitstralen?

    • Verlaat deze omgeving en probeer de ontvangercamera's opnieuw te bedienen (, ).

72: Geen verbinding mogelijk met zendercamera

  • Volgt u de juiste procedure voor het tot stand brengen van een verbinding met de zendercamera?

    • Zorg dat u de juiste procedure volgt voor het bedienen van de zendercamera (, ).
  • Bevindt de zendercamera zich te ver van de ontvangercamera's?

    • Plaats de zendercamera dichter bij de ontvangercamera’s.
  • Zijn er veel apparaten in uw omgeving die radiogolven uitstralen?

    • Verlaat deze omgeving en probeer de zendercamera opnieuw te bedienen (, ).

73: Kon tijd niet synchroniseren

  • Volgt u de juiste procedure voor het tot stand brengen van een verbinding tussen de zender- en ontvangercamera's?

    • Zorg dat u de juiste procedure volgt voor het bedienen van de zender- en ontvangercamera’s ().
  • Bevindt de zendercamera zich te ver van de ontvangercamera's?

    • Plaats de zendercamera dichter bij de ontvangercamera’s.
  • Zijn er veel apparaten in uw omgeving die radiogolven uitstralen?

    • Verlaat deze omgeving en probeer de tijd opnieuw te synchroniseren ().

82: Wireless File Transmitter niet aangesloten

  • Is de transmitter correct bevestigd?

    • Controleer of de transmitter correct is aangesloten op de camera ().

83: Verbinding met wireless LAN beëindigd vanwege hoge WFT-temperatuur

  • Wireless communicatie is tijdelijk gestopt en verbinding met de wireless LAN is beëindigd, omdat de temperatuur van de transmitter is gestegen.

    • Laat de transmitter afkoelen door deze te beschermen tegen direct zonlicht. Zodra de transmitter is afgekoeld, probeert deze automatisch opnieuw te verbinden.

91: Andere fout

  • Er is een ander probleem dan een fout met codenummer 11 tot en met 83 opgetreden.

    • Zet de aan/uit-schakelaar van de camera op aan en weer op uit.