Problemen oplossen

Raadpleeg bij problemen met de zender eerst de onderstaande oplossingen. Als u hiermee het probleem niet kunt oplossen, neemt u contact op met uw leverancier of het dichtstbijzijnde Canon Service Center.

Normale opnamen

De flitser gaat niet aan.

  • Schuif de bevestigingsvoet op de multifunctionele schoen van de camera tot hij op zijn plaats vastklikt. Verschuif daarna de borgknop van de bevestigingsvoet naar rechts om het apparaat vast te zetten op de camera ().
  • Maak de contactpunten van de zender en camera schoon als ze vuil zijn.

Het apparaat heeft zichzelf uitgeschakeld.

  • De automatische uitschakelingsfunctie van de zender is geactiveerd (). Activeer de camera of druk op de knop MENU op de ST-E10.

De batterij van de camera is snel leeg.

  • De ST-E10 verbruikt energie van de batterij, ook als de spaarstand of automatische uitschakeling is geactiveerd. Schakel de ST-E10 zo mogelijk uit als u deze niet gebruikt.

Ontvangers flitsen niet.

  • Controleer of de ontvangers draadloze flitsopnamen met radiotransmissie ondersteunen.
  • Stel de transmissiekanalen en de ID's van het draadloze radiosignaal van de zender en de ontvangers in op dezelfde waarde ().
  • Zorg ervoor dat de ontvangers binnen het transmissiebereik van de zender zijn ().

Ontvangers flitsen soms niet of flitsen onverwacht op vol vermogen (output, sterkte).

  • Plaats de ontvangers op een locatie met het best mogelijke zicht op de zender.
  • Zorg ervoor dat ontvangers op de zender zijn gericht.

Foto's zijn onder- of overbelicht.

  • Stel flitsbelichtingscompensatie in als het hoofdonderwerp er erg donker of erg licht uitziet ().
  • Gebruik FE-vergrendeling als de foto een sterk reflecterend voorwerp bevat ().
  • Met hogesnelheidssynchronisatie wordt het richtgetal (effectieve flitsbereik) kleiner naarmate de sluitersnelheid (-tijd) lager wordt. Verklein de afstand tot het onderwerp ().
  • Flits niet met flitsgroep C naar het hoofdonderwerp gericht als u automatisch flitst met drie flitsgroepen (A, B en C) ().
  • Flits bij opnamen waarbij voor elke flitsgroep een eigen flitsmodus is ingesteld niet met meerdere flitsgroepen die zijn ingesteld op [AutoExtFlash] of [E-TTL II] als ze naar het hoofdonderwerp zijn gericht ().

De foto is erg onscherp.

  • Bij opnamen met weinig licht in de opnamemodus Diafragmaprioriteit AE AE met diafragmavoorkeur of Programma AE AE-programma, wordt de trage synchronisatie geactiveerd en dit resulteert in tragere sluitersnelheden (-tijden). Gebruik een statief of stel de synchronisatiesnelheid van de flitser in op [Slow sync] ().