De AF-methode (Live View-opnamen) selecteren

AF-methode

Gezicht+volgen: Gezicht+volgen

De camera detecteert en stelt scherp op gezichten van mensen. Op elk gedetecteerd gezicht verschijnt AF-punt (een AF-punt), dat nadien gevolgd wordt.

Als er geen gezicht wordt gedetecteerd, worden scherpstelzones niet alleen op basis van het dichtstbijzijnde onderwerp bepaald, maar ook op basis van diverse andere omstandigheden zoals beweging van het onderwerp of afstand van het onderwerp.

Met Servo AF kunt u de beginpositie voor AF instellen (). Zolang het gebied AF-kader het onderwerp kan volgen tijdens het maken van opnames, wordt het scherpstellen voortgezet.

Eén punt Spot AF: Spot AF

De camera stelt scherp op een kleiner gebied dan 1-punt AF.

Dit is effectief voor nauwkeurig scherpstellen of scherpstellen op overlappende onderwerpen, zoals een dier in een kooi.

Houd er rekening mee dat het kleine Spot AF-gebied het moeilijk kan maken om scherp te stellen bij het maken van opnamen vanuit de hand of voor bewegende onderwerpen.

Eén punt AF: 1-punt AF

De camera stelt scherp met één AF-punt Eén punt AF.

AF-puntuitbreiding: AF-gebied uitbr.:

Stelt scherp met behulp van één AF-punt Eén punt AF en AF-punten die hier in blauw worden aangegeven. Effectief voor bewegende onderwerpen, die moeilijk te volgen zijn met 1-punt AF.

Scherpstellen op het onderwerp van uw voorkeur is gemakkelijker dan met Zone-AF.

Wanneer Servo AF wordt gebruikt, stelt u eerst scherp met behulp van een AF-punt Eén punt AF.

AF-puntuitbreiding (handmatige selectie: omringend): AF-geb. uitbr.: omringen

Stelt scherp met één AF-punt Eén punt AF en omliggende AF-punten die hier blauw zijn omlijnd, wat het gemakkelijker maakt om scherp te stellen op bewegende onderwerpen dan met AF-puntuitbreiding (AF-puntuitbreiding). De bediening van Servo AF is hetzelfde als voor AF-puntuitbreiding (AF-puntuitbreiding).

Zone-AF: Zone-AF

Gebruikt Autoselectie AF in Zone-AF-kaders om een groot gebied te dekken, waardoor scherpstellen gemakkelijker gaat dan met AF-puntuitbreiding.

Scherpstelzones worden niet alleen bepaald op basis van het dichtstbijzijnde onderwerp, maar ook op basis van diverse andere omstandigheden zoals gezichten, beweging van het onderwerp of afstand van het onderwerp.

AF-punten waarop is scherpgesteld, worden weergegeven met Eén punt AF.

Grote zone-AF: Verticaal: Grote zone-AF: verticaal

Gebruikt autoselectie AF in een verticaal Grote zone-AF om een groter gebied te bestrijken dan zone AF, wat het scherpstellen gemakkelijker maakt dan met een 1-punt AF/AF-puntuitbreiding en ook effectief voor bewegende onderwerpen.

Scherpstelzones worden niet alleen bepaald op basis van het dichtstbijzijnde onderwerp, maar ook op basis van diverse andere omstandigheden zoals gezichten, beweging van het onderwerp of afstand van het onderwerp.

AF-punten waarop is scherpgesteld, worden weergegeven met Eén punt AF.

Grote zone-AF: Horizontaal: Grote zone-AF: horizont.

Gebruikt autoselectie AF in een horizontaal grote zone AF-kader om een groter gebied te bestrijken dan zone-AF, wat het scherpstellen gemakkelijker maakt dan met een 1-punt AF/AF-puntuitbreiding en ook effectief voor bewegende onderwerpen.

Scherpstelzones worden niet alleen bepaald op basis van het dichtstbijzijnde onderwerp, maar ook op basis van diverse andere omstandigheden zoals gezichten, beweging van het onderwerp of afstand van het onderwerp.

AF-punten waarop is scherpgesteld, worden weergegeven met Eén punt AF.

De AF-methode selecteren

  1. Druk op de knop AF-puntselectie.

  2. Selecteer de AF-methode.

    • Telkens als u op de knop Multifunctie drukt, verandert de AF-methode.

Opmerking

  • U kunt ook uw keuze maken uit [Automatische scherpstelling: AF-methode].
  • De volgende beschrijvingen zijn van toepassing op de camera wanneer AF-bediening is ingesteld op [1-beeld AF] (). Als [Servo AF] () is ingesteld, wordt het AF-punt blauw wanneer de scherpstelling is bereikt.

Gezicht (Gezicht)+volgen: Gezicht+volgen

De camera detecteert en stelt scherp op gezichten van mensen. Indien een gezicht beweegt, beweegt het AF-punt AF-punt mee om het gezicht te volgen.

U kunt [Automatische scherpstelling: Oogdetectie-AF] instellen op [Inschak.] om een opname te maken terwijl op de ogen van het onderwerp wordt scherpgesteld ().

  1. Controleer het AF-punt.

    • Op elk gedetecteerd gezicht verschijnt AF-punt (een AF-punt).
    • Om een gezicht te kiezen om op scherp te stellen wanneer meerdere gezichten selecteerbaar zijn, drukt u op de knop AF-puntselectie om het AF-punt te veranderen in Aanpassing AF-punten, gebruik vervolgens Multicontroller. Terwijl u Multicontroller gebruikt, verandert het AF-punt weer naar Aanpassen onderwerp volgen.
    • U kunt ook op het scherm tikken om een gezicht te selecteren.
  2. Stel scherp en maak de opname.

    • Zodra u de ontspanknop half hebt ingedrukt en op het onderwerp hebt scherpgesteld, wordt het AF-punt groen en laat de camera een pieptoon horen.

      Een oranje gebied AF-kader geeft aan dat de camera niet kon scherpstellen op onderwerpen.

AF-puntweergave

Na automatische gezichtsdetectie door de camera

(enkel kader)

Na handmatige gezichtskeuze

(dubbel kader)

Opmerking

  • Een gezicht handmatig selecteren door op het scherm te tikken of met behulp van Multicontroller vergrendelt op dat onderwerp voor het volgen, en de camera volgt het onderwerp, zelfs als het zich binnen het scherm beweegt. Tik op [Onderwerp volgen uitgeschakeld] om het vergrendelde volgen op te heffen.

Waarschuwing

  • Door op het scherm te tikken stelt u scherp met [1-beeld AF], ongeacht de instelling van de AF-bediening.
  • Als het gezicht van het onderwerp erg onscherp is, is gezichtsdetectie niet mogelijk. Stel handmatig scherp () zodat het gezicht kan worden herkend en voer vervolgens AF uit.
  • Het is mogelijk dat een ander onderwerp dan een menselijk gezicht als gezicht wordt herkend.
  • Gezichtsdetectie werkt niet wanneer het gezicht een erg klein of erg groot deel van het beeld beslaat, te helder of te donker is of gedeeltelijk is verborgen.
  • AF kan onderwerpen of gezichten van personen mogelijk niet detecteren aan de randen van het scherm. Bepaal de compositie opnieuw om het onderwerp te centreren of breng het onderwerp dichter naar het midden.
  • De camera blijft het actieve AF-punt verplaatsen om onderwerpen te volgen wanneer Servo AF is ingesteld, maar onder bepaalde opnameomstandigheden (bijvoorbeeld bij kleine onderwerpen) is het volgen van onderwerpen wellicht niet mogelijk.

Opmerking

  • De actieve AF-punt kan ook slechts een deel van het gezicht dekken, in plaats van het hele gezicht.
  • De grootte van het AF-punt wordt gewijzigd, afhankelijk van het onderwerp.

Oogdetectie-AF

Met de AF-methode ingesteld op [+volgen] kunt u opnemen terwijl op de ogen van het onderwerp wordt scherpgesteld.

  1. Selecteer [opnames maken: Oogdetectie-AF].

  2. Selecteer [Inschak.].

  3. Richt de camera op het onderwerp.

    • Er wordt een AF-punt weergegeven rond de ogen.
    • Om een oog te kiezen om op scherp te stellen, drukt u op de knop AF-puntselectie om het AF-punt te veranderen in Aanpassing AF-punten, gebruik vervolgens Multicontroller. Terwijl u Multicontroller gebruikt, verandert het AF-punt weer naar Aanpassen onderwerp volgen.
    • U kunt ook op het scherm tikken om een oog te kiezen.
    • Als het door u geselecteerde oog niet wordt gedetecteerd, wordt automatisch een oog geselecteerd om op scherp te stellen.
  4. Maak de opname.

Waarschuwing

  • Mogelijk worden ogen van onderwerpen niet goed gedetecteerd. Dit hangt af van het onderwerp en de opnameomstandigheden.

Opmerking

  • Als u wilt overschakelen naar [Oogdetectie-AF: Uitschak.] zonder de menubewerkingen te gebruiken, drukt u op de knop AF-puntselectie en vervolgens op de knop INFO. Als u wilt overschakelen naar [Oogdetectie-AF: Inschak.], drukt u nogmaals op de knop INFO.

De initiële Servo AF-positie instellen

U kunt de initiële Servo AF-positie handmatig instellen wanneer [Automatische scherpstelling: Eerste Servo AF-pt, /] is ingesteld op [Init. AF-pt ingest. v. /] ().

  1. Stel de AF-methode in op [+volgen] ().

  2. Stel de AF-bediening in op [Servo AF] ().

  3. Stel het AF-punt in.

    • Om het AF-punt (1) te verplaatsen, gebruikt u Multicontroller of tikt u op het scherm.
    • Als u het AF-punt wilt terugbrengen naar het midden van het scherm, drukt u op Multicontroller of op de knop Instellingen of Wissen.

Spot A/1-punt A/AF-puntuitbreiding (AF-puntuitbreiding)/AF-puntuitbreiding: Omliggend / Zone-AF / Grote Zone-AF: Verticaal / Grote zone-AF: Horizontaal

U kunt het AF-punt of het zone AF-kader handmatig instellen. Hier worden 1 punt AF-schermen als voorbeeld gebruikt.

  1. Controleer het AF-punt.

    • Het AF-punt (1) wordt weergegeven.
    • Met AF-puntuitbreiding (AF-puntuitbreiding) of AF-puntuitbreiding: Rondom worden naastgelegen AF-punten tevens weergegeven.
    • Met Zone AF, Grote Zone-AF: Verticaal of Grote Zone-AF: Horizontaal wordt het opgegeven zone-AF-kader weergegeven.
  2. Verplaats het AF-punt.

    • Gebruik Multicontroller om het AF-punt te verplaatsen naar de plaats waar u wilt scherpstellen (maar let op: bij sommige lenzen beweegt het AF-punt mogelijk niet naar de rand van het scherm).
    • U kunt ook scherpstellen door op een positie op het scherm te tikken.
    • Druk op Multicontroller of de knop Instellingen of Wissen om het AF-punt of het zone-AF-kader te centreren.
  3. Stel scherp en maak de opname.

    • Richt het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in.
    • Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon.
    • Als de camera niet kan focussen, wordt het AF-punt of het zonekader oranje.

Waarschuwing

  • De camera blijft het actieve AF-punt wijzigen 1-punt AF om onderwerpen te volgen wanneer Zone AF of Grote zone-AF (verticaal of horizontaal) is ingesteld op Servo AF, maar het volgen van onderwerpen kan onder bepaalde opnameomstandigheden, bijvoorbeeld bij kleine onderwerpen, niet mogelijk zijn.
  • Scherpstellen kan moeilijk zijn bij het gebruik van een AF-punt op de rand. Selecteer in dat geval een AF-punt dat dichter bij het midden ligt.
  • Door op het scherm te tikken stelt u scherp met [1-beeld AF], ongeacht de instelling van de AF-bediening.

Opmerking

  • Met [AF-punt op basis van richting: AF-punt op basis van richting] kunt u aparte AF-punten instellen voor verticale en horizontale opname ().

Vergrote weergave

Als u de scherpstelling wilt controleren wanneer de AF-methode anders is dan [+volgen], vergroot u de weergave circa 5× of 10× door op de knop Vergroten/Verkleinen te drukken (of door te tikken op Vergroten/Verkleinen).

  • De vergroting is gecentreerd op het AF-punt voor [Spot AF], [1-punt AF], [AF-gebied uitbr.:] en [AF-geb. uitbr.: omringen] en op het AF-zonekader voor [Zone-AF], [Grote zone-AF: verticaal] en [Grote zone-AF: horizont.].
  • Automatische scherpstelling wordt uitgevoerd met vergrote weergave als u de ontspanknop halverwege indrukt bij de instelling [Spot AF] en [1-punt AF]. Als een andere AF-methode dan [Spot AF] en [1-punt AF] is ingesteld, wordt automatische scherpstelling uitgevoerd nadat de normale weergave is hersteld.
  • Als u in de modus Servo AF de ontspanknop half indrukt in de vergrote weergave, zal de weergave van de camera weer normaal worden voor scherpstellen.

Waarschuwing

  • Als het lastig is om in de vergrote weergave scherp te stellen, keert u terug naar de normale weergave en gebruikt u AF.
  • Als u AF uitvoert in de normale weergave en de weergave vervolgens vergroot, wordt mogelijk geen nauwkeurige scherpstelling bereikt.
  • De AF-snelheid is bij de normale weergave en de vergrote weergave verschillend.
  • Continue AF en Servo AF voor movies zijn niet beschikbaar als de weergave vergroot is.
  • In de vergrote weergave kan het vanwege cameratrillingen lastiger zijn om scherp te stellen. U wordt aangeraden een statief te gebruiken.

Tips voor AF-opname

  • Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt.
  • Tijdens het scherpstellen kan de helderheid van het beeld veranderen.
  • Afhankelijk van het onderwerp en de opnameomstandigheden kan het langer duren voordat de camera scherpstelt of kan de continue opnamennelheid opnamen lager liggen.
  • Als de lichtbron tijdens het opnemen verandert, kan het beeldscherm flikkeren en kan mogelijk moeilijk worden scherpgesteld. Start de camera in dat geval opnieuw en hervat het opnemen met AF onder de lichtbron die u gaat gebruiken.
  • Als scherpstellen met AF niet mogelijk is, stel dan handmatig scherp ().
  • Voor onderwerpen aan de rand van het scherm die enigszins onscherp zijn, kunt u proberen om het onderwerp (of het AF-punt of het Zone-AF-kader) scherp te krijgen, waarna u de opname opnieuw instelt.
  • Bij bepaalde lenzen kan het langer duren om scherp te stellen met automatische scherpstelling of wordt nauwkeurige scherpstelling mogelijk niet bereikt.

Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld

  • Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen, platte oppervlakken of wanneer highlights of schaduwpartijen geen detail meer hebben.
  • Onderwerpen bij weinig licht.
  • Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast.
  • Onderwerpen met zich herhalende patronen (bijvoorbeeld: vensters in een wolkenkrabber, toetsenborden, enzovoort).
  • Dunne lijnen en onderwerpcontouren.
  • Onder lichtbronnen met constant veranderende helderheid, kleuren of patronen.
  • Avondopnames of opnames bij fel licht.
  • Het beeld flikkert bij tl-licht of bij ledlampverlichting.
  • Hele kleine onderwerpen.
  • Onderwerpen aan de rand van het scherm.
  • Reflecterende onderwerpen of onderwerpen met heel veel tegenlicht (bijvoorbeeld: Auto met een zeer reflecterend oppervlak, enzovoort.)
  • Onderwerpen die zowel dichtbij als veraf door een AF-punt worden gedekt (bijvoorbeeld een dier in een kooi enzovoort).
  • Onderwerpen die binnen het AF-punt blijven bewegen en niet stil kunnen houden vanwege cameratrillingen of een onscherp onderwerp.
  • AF wanneer het onderwerp zeer onscherp is.
  • Wanneer met een soft-focuslens een soft-focuseffect wordt toegepast.
  • Wanneer een speciale-effectfilter wordt gebruikt.
  • Ruis (lichte puntjes, strepen enzovoort) is zichtbaar op het scherm tijdens AF.

AF-bereik

Het beschikbare automatische scherpstellingsbereik varieert afhankelijk van de gebruikte lens en instellingen, zoals opnameformaat en digitale beeldstabilisatie voor movies.