Aangepaste flitsmodi

De Speedlite kan worden gebruikt met instellingen voor flitsmodi en draadloze functies die u van tevoren hebt geregistreerd.

Opmerking

  • In eerste instantie zijn de aangepaste flitsmodi als volgt.

    • C1: ETTL
    • C2: ETTL
    • C3: ETTL
  1. Druk op de knop MODUS van de kruistoetsen Kruistoetsen.

  2. Stel de flitsmodus in.

    • Draai aan het wiel Selectiewiel, selecteer Aangepaste flitsmodus 1, Aangepaste flitsmodus 2 of Aangepaste flitsmodus 3 en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
    • De beschrijvingen naast Aangepaste flitsmodus 1 tot en met Aangepaste flitsmodus 3 verschillen afhankelijk van de geregistreerde instellingen.

Aangepaste flitsmodi registreren

U kunt de huidige instellingen van de Speedlite, zoals algemene flitsfuncties, aangepaste functies (behalve C.Fn-00) () en persoonlijke functies (), registreren als aangepaste flitsmodi toegewezen aan de modi Aangepaste flitsmodus 1 tot en met Aangepaste flitsmodus 3.

  1. Druk op de knop SUBMENU.

  2. Selecteer Aangepaste flitsmodus.

    • Draai aan het wiel Selectiewiel om Aangepaste flitsmodus te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
  3. Selecteer een aangepaste flitsmodus waaronder u de instellingen wilt registreren.

    • Draai aan het wiel Selectiewiel, selecteer C1 registreren, C2 registreren of C3 registreren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
  4. Registreer de gewenste items.

    • Draai aan het wiel Selectiewiel om OK te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.

Automatisch updaten annuleren

Als u een instelling verandert tijdens een opname in de aangepaste flitsmodus, kan de modus automatisch worden geüpdatet met de nieuwe instelling. Standaard is deze functie ingeschakeld (Vinkje).

  1. Druk op de knop SUBMENU.

  2. Selecteer Aangepaste flitsmodus.

    • Draai aan het wiel Selectiewiel om Aangepaste flitsmodus te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
  3. Selecteer Instellingen van aangepaste flitsmodus.

    • Draai aan het wiel Selectiewiel om Instellingen van aangepaste flitsmodus te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
  4. Selecteer Automatisch updaten instellen (aangevinkt).

    • Draai aan het wiel Selectiewiel om Automatisch updaten instellen (aangevinkt) te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
    • De weergave verandert vervolgens in Automatisch updaten instellen.

Geregistreerde aangepaste flitsmodi wissen

Op het scherm van stap 3 in Aangepaste flitsmodi registreren selecteert u de aangepaste flitsmodus die u wilt wissen (C1 wissen, C2 wissen of C3 wissen). De algemene flitsfuncties, aangepaste functies (behalve C.Fn-00) () en persoonlijke functies () worden gewist.

Koppelen aan opnamemodi van de camera

Aangepaste flitsmodi kunnen worden gebruikt in combinatie met de aangepaste opnamemodi op de camera. Zie de instructiehandleiding van de camera voor camera-instructies.

Welke flitsmodi beschikbaar zijn, is afhankelijk van de opnamemodus van de camera. [E-TTL II-flitsmeting] en [Handmatig flitsen] zijn beschikbaar in de modi Flexibele-prioriteit AE, Programma AE, Sluiterprioriteit AE, Diafragmaprioriteit AE, Handmatige belichting en bulb (Bulb) (Creatieve Zone). Als de camera in een aangepaste opnamemodus staat (Aangepaste flitsmodus 1 tot en met Aangepaste flitsmodus 3), schakelt de Speedlite over naar de bijbehorende aangepaste flitsmodus.

  1. Druk op de knop SUBMENU.

  2. Selecteer Aangepaste flitsmodus.

    • Draai aan het wiel Selectiewiel om Aangepaste flitsmodus te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
  3. Selecteer Instellingen van aangepaste flitsmodus.

    • Draai aan het wiel Selectiewiel om Instellingen van aangepaste flitsmodus te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
  4. Selecteer Koppeling met opnamemodus camera.

    • Draai aan het wiel Selectiewiel om Koppeling met opnamemodus camera te selecteren en druk vervolgens op Selecteren/instellen.
    • De weergave verandert vervolgens in Koppeling met opnamemodus camera (aangevinkt).

Voorzichtig

  • Wanneer de rol van ontvanger is geregistreerd in een aangepaste flitsmodus, kan die modus niet worden gekoppeld aan opnamemodi van de camera.

Opmerking

  • Aangepaste flitsmodi kunnen alleen worden gekoppeld aan cameramodi wanneer de Speedlite wordt gebruikt met een camera die aangepaste opnamemodi heeft.
  • Aangepaste opname- en flitsmodi met hetzelfde nummer zijn aan elkaar gekoppeld. Bij gebruik met een camera zonder aangepaste opnamemodus Aangepaste flitsmodus 3 is de aangepaste flitsmodus van de Speedlite Aangepaste flitsmodus 3 niet beschikbaar.
  • Wanneer de flitsmodi van de Speedlite zijn gekoppeld aan de opnamemodi van de camera, worden de flitsmoduspictogrammen (Aangepaste flitsmodus 1, Aangepaste flitsmodus 2 en Aangepaste flitsmodus 3) weergegeven met een stippellijn en kunnen deze niet worden geselecteerd.