Gekoppeld fotograferen

Gekoppeld fotograferen wordt ondersteund, waarbij de sluiter van ontvangercamera's automatisch wordt ontspannen wanneer de zender flitst. U kunt gekoppeld fotograferen met in totaal maximaal 16 zender- en ontvangercamera's. Dit is nuttig bij het fotograferen van een onderwerp vanuit verschillende hoeken tegelijk.

Voor gekoppeld fotograferen bevestigt u Speedlites of Speedlite-zenders die draadloze flitsopnamen met radiotransmissie ondersteunen op de camera's.

(1) Zendercamera

(2) Ontvangercamera's

(3) Transmissiebereik: ong. 30 m (98,4 ft)

Opmerking

  • Omwille van de duidelijkheid worden in deze handleiding de EL-5 en de andere camera's die staan opgesteld voor gekoppeld fotograferen respectievelijk de "zendercamera" en de "ontvangercamera's" genoemd.

Voorzichtig

  • Het fotograferen gebeurt niet gelijktijdig omdat de ontvangercamera's iets na de zendercamera een opname maken.

Voordat u deze stappen uitvoert, bevestigt u een Speedlite of zender op alle camera's die u bij het gekoppeld fotograferen gaat gebruiken. Voor het instellen van andere apparaten raadpleegt u de instructiehandleiding van die apparaten.

  1. Kies Instelling draadloze/gekoppelde opname met behulp van de joystick.

  2. Stel in op GEKOPPELDE FOTO (met vinkje).

    • Duw de joystick in verticale of horizontale richting of draai aan Selectiewiel en selecteer GEKOPPELDE OPNAME (geen controle). Druk daarna de joystick recht in.
    • De weergave verandert vervolgens in GEKOPPELDE FOTO (met vinkje).
  3. Stel de camera in als zender of ontvanger.

    • Duw de joystick in verticale of horizontale richting of draai aan Selectiewiel en selecteer Draadloze radiotransmissieZENDER of Draadloze radiotransmissieONTVANGER. Druk daarna de joystick recht in.
  4. Druk de joystick recht in.

  5. Selecteer het item aangegeven in (1).

    • Duw de joystick in verticale of horizontale richting of draai aan Selectiewiel en selecteer het item. Druk daarna de joystick recht in.
  6. Stel de flitsmodus in.

    • Duw de joystick in verticale of horizontale richting of draai aan Selectiewiel en selecteer de flitsmodus. Druk daarna de joystick recht in.
    • De beschrijvingen naast Aangepaste flitsmodus 1 tot en met Aangepaste flitsmodus 3 verschillen afhankelijk van de geregistreerde instellingen.
    • Zie Aangepaste flitsmodi voor meer informatie over aangepaste flitsmodi.
  7. Stel het transmissiekanaal en de ID voor het draadloze radiosignaal in.

  8. Stel de opname in op de camera.

  9. Stel alle Speedlites in.

    • In de instelling voor gekoppeld fotograferen stelt u alle Speedlites in die u bij het gekoppeld fotograferen gaat gebruiken als zender of ontvanger.
    • Doe hetzelfde voor alle zenders die u gaat gebruiken.
    • Als een Speedlite wordt gewijzigd van ontvanger in zender in stap 3, worden automatisch andere Speedlites (of zenders) die waren ingesteld als zenders veranderd in ontvangers.
  10. Plaats de ontvangercamera's.

    • Plaats alle ontvangercamera's binnen ongeveer 30 m (98,4 ft) vanaf de zendercamera.
    • Controleer of het KOPPELING-lampje van ontvangers groen brandt.
  11. Maak de foto.

    • Controleer vóór de opname of het KOPPELING-lampje van de zender groen brandt.
    • Opnemen met de zendercamera activeert automatisch het opnemen door de ontvangercamera's.
    • VRIJGEVEN wordt weergegeven op het LCD-paneel van de ontvangers die werden gebruikt bij gekoppeld fotograferen.

Opmerking

  • Om het gekoppeld fotograferen te annuleren, verandert u de instelling in stap 2 in GEKOPPELDE OPNAME (geen controle) op elke Speedlite.
  • Deze functie kan worden gebruikt voor bediening op afstand van gekoppeld fotograferen, ook zonder dat de Speedlite-zender is bevestigd op een camera. Om alle ontvangercamera's te laten flitsen, drukt u op de zender de joystick recht in en duwt u daarna de joystick in verticale of horizontale richting of draait u aan Selectiewiel en selecteert u REL.
  • Bij gekoppeld fotograferen treedt automatisch uitschakelen na ongeveer 5 minuten in werking op zowel zenders als ontvangers. Als tussen de gekoppelde opnamen meer tijd gaat verstrijken, stelt u op zowel de zenders als de ontvangers automatisch uitschakelen in op [UIT] (C.Fn-01-1).
  • Elke Speedlite (zenders en ontvangers) die is ingesteld op [0] in P.Fn-05 () brengt een pieptoon voort nadat hij volledig is opgeladen.

Voorzichtig

  • Overweeg de scherpstelmodusknop van de lens in de stand MF te zetten op ontvangercamera's en de camera's handmatig scherp te stellen voordat u gekoppelde opnamen maakt. Ontvangercamera's kunnen alleen gekoppeld opnames maken wanneer ze met behulp van AF kunnen scherpstellen op onderwerpen.
  • Flitsen is mogelijk in gekoppeld fotograferen wanneer P.Fn-02 is ingesteld op [1] (), maar als meerdere Speedlites tegelijk flitsen, kan dat een goede belichting verhinderen of een ongelijkmatige belichting veroorzaken.
  • Het transmissiebereik kan korter zijn afhankelijk van factoren zoals de positie van de Speedlites, de omgeving en de weersomstandigheden.
  • Dit gekoppeld fotograferen is gelijk aan gekoppeld fotograferen met de WFT-serie van draadloze bestandszenders. Zenders uit de WFT-serie kunnen echter niet worden gebruikt bij dit gekoppeld fotograferen. Merk tevens op dat de vertraging tussen het ontspannen van de sluiters verschilt van die van de WFT-serie.