AF-functies aanpassen

U kunt de AF-functies tot in detail configureren, afhankelijk van uw opnamestijl of onderwerp.

[Servo AF-kenmerken] (bij video-opnamen)

Servo AF-snelheid voor video's

U kunt de AF-snelheid voor Servo AF voor video's instellen. De functie wordt ingeschakeld bij gebruik van een lens die ondersteuning biedt voor langzame overgang van de scherpstelling tijdens het maken van video-opnamen*.

U kunt de AF-snelheid (overgangssnelheid van scherpstelling) aanpassen van de standaardsnelheid (0) tot langzaam (een van zeven niveaus) of snel (een van twee niveaus) om het gewenste effect voor het maken van video's te verkrijgen.

* Lenzen die een langzame overgang van de scherpstelling tijdens video-opnamen ondersteunen

USM- en STM-lenzen die in en na 2009 op de markt zijn gekomen, zijn compatibel. Raadpleeg de website van Canon voor meer informatie ().

Waarschuwing

  • Bij bepaalde lenzen wordt de snelheid mogelijk niet gewijzigd, zelfs niet wanneer u de AF-snelheid aanpast.

Trackinggevoeligheid Servo AF-video's

U kunt de trackinggevoeligheid instellen (op een van zeven niveaus), wat het reactievermogen beïnvloedt als het onderwerp uit een AF-punt verdwijnt tijdens Servo AF voor video's, bijvoorbeeld omdat voorwerpen over AF-punten bewegen of tijdens het pannen.

Deze functie is beschikbaar wanneer [Automatische scherpstelling: Servo AF v. mov.] is ingesteld op [Inschak.].

  • Vergrendeld: –3/–2/–1

    Met deze instelling is de kans kleiner dat de camera een ander onderwerp gaat volgen als het onderwerp het AF-punt verlaat. Hoe dichter de instelling bij het minteken (-) staat, hoe minder is de camera geneigd om een ander onderwerp te volgen. Dit is effectief wanneer u wilt voorkomen dat de AF-punten snel iets anders volgen dan het beoogde onderwerp tijdens pannen of wanneer er een obstakel voor de AF-punten komt.

  • Gevoelig: +1/+2/+3

    Hiermee de camera reageert sneller bij het volgen van een onderwerp dat voor het AF-punt komt. Hoe dichter de instelling bij het plusteken (+) staat, hoe sneller de camera reageert. Dit is effectief wanneer u een bewegend onderwerp wilt blijven volgen terwijl de afstand ervan tot de camera verandert, of als u snel wilt kunnen scherpstellen op een ander onderwerp.

Opmerking

  • Bediening wanneer inactief gelijk is aan wanneer [0] is ingesteld.

[AF-werking aanpas.]

Preview AF

Deze functie houdt het onderwerp algemeen scherp. De camera is klaar om direct scherp te stellen als u de ontspanknop half indrukt.

  1. Selecteer [Automatische scherpstelling: Voorbeeld-AF] ().

  2. Selecteer [Inschak.].

Waarschuwing

  • Er zijn minder opnamen beschikbaar wanneer dit op [Inschak.] is ingesteld, omdat de lens continu wordt aangestuurd en er accustroom wordt verbruikt.

AF-hulplicht

U kunt het AF-hulplicht van de camera of een Speedlite voor EOS-camera's in- of uitschakelen.

  1. Selecteer [Automatische scherpstelling: AF-hulplicht] ().

  2. Selecteer een optie.

    • [ON] Inschak.

      Schakelt gebruik van het AF-hulplicht in als dat nodig is.

    • [OFF] Uitschak.

      Schakelt gebruik van het AF-hulplicht uit. Stel dit in als het AF-hulplicht niet moet worden geactiveerd.

Waarschuwing

  • Speedlite AF-hulplicht is ingeschakeld als de aangepaste functie [Automatische scherpstelling: AF-hulplicht] is ingesteld op [Uitschak.].

[Aangepaste bedien.]

Te detecteren onderwerp beperken

U kunt de beschikbare instellingsopties in [Automatische scherpstelling: Te detect. onderw.] beperken tot de opties van uw voorkeur. Selecteer een optie die u wilt uitsluiten en druk op Snel instellen/Instellen om [Controle] te wissen. Selecteer [OK] om de instelling vast te leggen.

Waarschuwing

  • De [Controle]-markering kan niet uit alle items tegelijk worden gewist.

Opmerking

  • Een sterretje rechts van [Automatische scherpstelling: Te detect. onderwerp beperken] geeft aan dat de standaardinstelling is aangepast.

Detectie van linker-/rechteroog

U kunt de beschikbare instellingsopties in [Automatische scherpstelling: Oogdetectie] beperken tot de opties van uw voorkeur. Selecteer een optie die u wilt uitsluiten en druk op Snel instellen/Instellen om [Controle] te wissen. Selecteer [OK] om de instelling vast te leggen.

Waarschuwing

  • De [Controle]-markering kan niet uit alle items tegelijk worden gewist.

Opmerking

  • Een sterretje rechts van [Automatische scherpstelling: L/R-oogdetectie] geeft aan dat de standaardinstelling is aangepast.

[MF-gerelateerd]

Lens elektronische MF

Voor lenzen die zijn uitgerust met elektronische handmatige scherpstelling, kunt u opgeven hoe handmatige scherpstelling wordt gebruikt met 1-beeld AF.

  • [Uitschakelen na One-Shot] Uitschakelen na One-Shot

    Na de AF-werking wordt handmatige scherpstelling uitgeschakeld.

  • [Inschakelen na One-Shot (dezelfde grootte)] One-Shot→ingeschakeld

    U kunt na de AF-werking handmatig scherpstellen als u de ontspanknop half ingedrukt houdt.

  • [Inschakelen na One-Shot (vergroten)] One-Shot→ingesch. (vergr.)

    U kunt na de AF-werking handmatig scherpstellen als u de ontspanknop half ingedrukt houdt. U kunt het scherpstelgebied vergroten en de scherpstelling handmatig aanpassen door aan de scherpstelring op de lens te draaien.

  • [OFF] Uitschakelen in AF-modus

    Handmatige scherpstelling is uitgeschakeld als de scherpstelmodusknop van de camera of lens is ingesteld op AF.

Waarschuwing

  • Met [One-Shot→ingesch. (vergr.)] kan de weergave mogelijk niet worden vergroot, zelfs niet als u de scherpstelring op de lens draait terwijl u de ontspanknop tot de helft indrukt onmiddellijk na de opname. In dat geval kunt u de weergave vergroten door de ontspanknop los te laten, op de weergave [Vergroten/Verkleinen] te wachten en vervolgens de ontspanknop half in te drukken terwijl u aan de scherpstelring op de lens draait.

Opmerking

  • Raadpleeg de lens instructiehandleiding van de lens voor details over specificaties voor handmatige scherpstelling van uw lens.