Verbinding maken met EOS Utility

In deze sectie wordt beschreven hoe u de camera met een computer verbindt en hoe u de camera bedient met EOS-software of andere speciale software. Installeer de laatste versie van software op de computer voordat u een verbinding instelt.

Raadpleeg de handleiding van de computer voor de gebruikershandleiding voor de computer.

De camera met EOS Utility bedienen

Met EOS Utility (EOS-software) kunt u beelden importeren vanaf de camera, de camera bedienen en andere handelingen uitvoeren.

Stappen op de camera (1)

  1. Selecteer [Communicatiefuncties: ComputerVerbinden met EOS Utility] ().

  2. Selecteer [OK].

    • Dit scherm wordt niet weergegeven als de netwerkinstelling al op [Inschak.] staat.
  3. Selecteer [Voeg apparaat voor verbinding toe].

  4. Selecteer [Nieuwe instellingen].

    • Selecteer [OK] om naar het volgende scherm te gaan.
    • Door [Selecteren uit lijst] te selecteren wanneer de instellingen al op de camera zijn geregistreerd, kunt u de geregistreerde instellingen toepassen.
  5. Selecteer een optie.

    • Selecteer [OK] om naar het volgende scherm te gaan.
    • Zie Basiscommunicatie-instellingen voor instructies over het configureren van communicatiefuncties.
  6. Sla de instellingen op.

    • Druk op SET.
    • Het volgende scherm wordt weergegeven als alle instellingen voltooid zijn.
  7. Selecteer [OK].

    • Het volgende bericht wordt weergegeven. “******” staat voor de laatste zes cijfers van het MAC-adres van de camera waarmee u verbinding maakt.

Stappen op de computer

  1. Start de EOS Utility.

    • Sluit de computer aan op het netwerk en start EOS Utility.
  2. Klik in EOS Utility op [Pairing over Wi-Fi/LAN/Koppelen via Wi-Fi/LAN].

    • Als een bericht wordt weergegeven met betrekking tot de firewall, selecteert u [Yes/Ja].
  3. Klik op [Connect/Verbinden].

    • Selecteer de camera waarmee u verbinding wilt maken en klik op [Connect/Verbinden].

Stappen op de camera (2)

  1. Breng een verbinding tot stand.

    • Selecteer [OK] om naar het volgende scherm te gaan.
    • Het scherm [Communiceren] wordt op de camera weergegeven ().

De camera en de computer zijn nu verbonden.

[Communiceren]-scherm

  • Beeldsel./overdr.

    U kunt de camera gebruiken om beelden naar een computer te verzenden ().

  • Stel directe overdracht in

    U kunt het formaat van beelden voor overdracht naar een computer opgeven ().

  • Bevestig instell.

    U kunt details van instellingen controleren.

  • Foutdetails

    U kunt de details van eventuele fouten opzoeken ().

  • Verbreken

    Verbreekt de verbinding.

Waarschuwing

  • Als u tijdens video-opnamen op afstand de verbinding verbreekt, gebeurt het volgende.

    • Elke video-opname die actief is in de video-opnamemodus blijft doorgaan.
    • Elke video-opname die actief is bij het maken van foto's stopt.
  • U kunt de camera niet gebruiken om opnamen te maken in de modus foto's maken wanneer deze is ingesteld op de video-opnamemodus in EOS Utility.
  • Als er verbinding is met EOS Utility, zijn bepaalde functies niet beschikbaar.
  • Bij opnamen op afstand wordt de AF-snelheid mogelijk minder.
  • Afhankelijk van de communicatiestatus wordt de beeld weergave of de ontspanknop vertraagd.
  • Als u Live View-opnamen op afstand maakt, is de beeldtransmissiesnelheid lager dan bij een interfacekabelverbinding. Daardoor kunnen bewegende onderwerpen niet vloeiend worden vastgelegd.

Apparaten voor verbindingen bewerken/verwijderen

Beëindig de verbinding voordat u verbindingsinstellingen voor andere apparaten bewerkt of verwijdert. In deze sectie worden items behandeld die niet worden beschreven in De camera met EOS Utility bedienen.

  1. Selecteer [Communicatiefuncties: ComputerVerbinden met EOS Utility] ().

  2. Selecteer [Apparaat bewerken/verwijderen].

  3. Selecteer het apparaat.

    • Selecteer het apparaat voor de verbinding en druk op SET.
  4. Selecteer een optie.

Bijnamen van apparaten wijzigen

U kunt de bijnaam veranderen van apparaten waarmee de camera verbinding maakt.

Communicatie-instellingen

U kunt communicatie-instellingen zo nodig wijzigen ().

Verbindingsinformatie verwijderen

U kunt de verbindingsinformatie verwijderen.

Opnieuw verbinden met gebruik van verbindingsinformatie

De geconfigureerde verbindingsinformatie kan worden gebruikt om opnieuw verbinding te maken.

  1. Selecteer [Communicatiefuncties: ComputerVerbinden met EOS Utility] ().

  2. Selecteer het apparaat.

  3. Selecteer [OK].

Meerdere beelden tegelijkertijd overbrengen (Direct Transfer)

Als de camera met een computer is verbonden (via Wi-Fi of een interfacekabel) en het EOS Utility-hoofdvenster wordt weergegeven, kunt u de camera gebruiken om beelden over te brengen naar een computer.

Waarschuwing

  • Als u veel beelden gaat overbrengen, overweeg dan het gebruik van een accessoire voor aansluiting op een gewoon stopcontact (afzonderlijk verkrijgbaar).

Open het scherm [Beeldsel./overdr.]

  1. Selecteer [Communicatiefuncties: ComputerVerbinden met EOS Utility] ().

  2. Selecteer [Beeldsel./overdr.].

    • Het scherm [Beeldsel./overdr.] wordt weergegeven.

RAW+JPEG of RAW+HEIF-beelden overbrengen

Voor RAW+JPEG-beelden of RAW+HEIF-beelden kunt u opgeven welk beeld u wilt overbrengen.

  1. Selecteer [Communicatiefuncties: ComputerVerbinden met EOS Utility] ().

  2. Selecteer [Stel directe overdracht in].

  3. Selecteer het type beelden dat u wilt overbrengen.

    • RAW+JPEG-overbr.

      Kies tussen [JPEG], [RAW] of [RAW+JPEG].

    • RAW+HEIF-overbr.

      Kies tussen [Alleen HEIF], [RAW] of [RAW+HEIF].

Waarschuwing

  • Sommige menu-items zijn niet beschikbaar tijdens de beeldoverdracht.

Onderschriften maken en registreren

U kunt onderschriften maken en deze op de camera registreren om deze te gebruiken zoals beschreven in Een onderschrift bijvoegen vóór overdracht.

  1. Start EOS Utility en selecteer [Camera settings/Camera-instellingen].

  2. Selecteer [WFT Captions/WFT-bijschriften].

  3. Voer de onderschriften in.

    • Gebruik maximaal 31 tekens (in ASCII-indeling).
    • Selecteer [Load settings/Laadinstellingen] om gegevens voor onderschriften op te vragen die zijn opgeslagen op de camera.
  4. Stel de onderschriften in op de camera.

    • Selecteer [Apply to camera/Op camera toepassen] om de nieuwe onderschriften op de camera te registreren.