Scherpstelbracketing
Met scherpstelbracketing kunt u continue opnamen maken waarbij de brandpuntafstand automatisch wijzigt na elke opname. Met deze beelden kunt u één scherpe opname maken van een opname met een diepe scherptediepte. U kunt ook een compositie maken met behulp van een applicatie die dieptecompositie ondersteunt, zoals Digital Photo Professional (EOS-software).
-
Stel [Scherpst.bracket.] in.
- Selecteer [Inschak.].
-
Stel [Aantal opnamen] in.
- Geef het aantal beelden op dat per opname wordt vastgelegd.
- Instelbaar binnen het bereik [2]–[999].
-
Stel [Scherpstelstap] in.
-
Geef op hoeveel de scherpstelling verplaatst moet worden. Deze hoeveelheid wordt automatisch aangepast volgens de diafragmawaarde op het moment van de opnamen.
Grotere diafragmawaarden vergroten de scherpstelverschuiving en zorgen ervoor dat scherpstelbracketing een groter bereik dekt onder dezelfde scherpstelstap en hetzelfde aantal opnamen.
- Druk na het voltooien van de instelling op
.
-
-
Stel [Belicht.egalisatie] in.
- U kunt wijzigingen in de helderheid van het beeld tijdens scherpstelbracketing compenseren door [Inschak.] te selecteren, zodat de camera aanpassingen maakt voor verschillen tussen de weergegeven en de werkelijke diafragmawaarde (werkelijk f-getal) dat varieert op elke scherpstelpositie.
- Selecteer [Uitschak.] als u liever niet wilt compenseren voor veranderingen in de helderheid van beelden tijdens scherpstelbracketing. Gebruik deze optie voor andere doeleinden dan dieptecompositie van de vastgelegde beelden in applicaties zoals DPP.
-
Stel [Dieptesamenstelling] in.
- Selecteer [Inschak.] voor dieptecompositie in de camera. Zowel het beeld met dieptecompositie als het bronbeeld worden opgeslagen.
- Selecteer [Uitschak.] als u geen dieptecompositie in de camera wilt uitvoeren. Alleen vastgelegde beelden worden opgeslagen.
-
Stel [Bijsn. diep.sam.st.] in.
- Selecteer [Inschak.] om bij te snijden voorafgaand aan het maken van composities, om beelden zonder voldoende beeldhoek voor te bereiden op compositie-uitlijning door ze tot de juiste beeldhoek te snijden.
- Selecteer [Uitschak.] als u geen dieptecompositie op deze beelden wilt uitvoeren. In dit geval worden gebieden zonder voldoende beeldhoek in de opgeslagen beelden bedekt door een zwarte rand. U kunt de beelden handmatig bijsnijden of bewerken naar wens.
-
Stel [Flitserinterval] in.
- Bij compatibele Speedlites en bij niet-Canon-flitseenheden die worden gestart via de synchronisatieaansluiting, is scherpstelbracketing beschikbaar.
- Als dit is ingesteld op [0], gaan compatibele Speedlites flitsen en neemt de camera op zodra de Speedlites volledig zijn opgeladen. Raadpleeg de instructiehandleiding van compatibele Speedlites voor aandachtspunten bij continu flitsen. Overweeg een langer interval in te stellen bij het gebruik van meerdere compatibele Speedlites bij wireless flitsfotografie.
- Stel bij niet-Canon-flitseenheden een geschikte intervaltijd in voor de laadtijd en duurzaamheid van de flitser. Raadpleeg ook Niet-Canon-flitseenheden.
-
Maak de opname.
- Als u uw opnamen in een nieuwe map wilt opslaan, tikt u op [
] en selecteert u [OK].
- Stel scherp op het dichtstbijzijnde uiteinde van het scherpstelbereik van uw voorkeur en druk de ontspanknop helemaal in.
- Zodra het maken van de opnamen begint, laat u de ontspanknop los.
- De camera maakt continue opnamen waarbij de scherpstelpositie richting oneindig wordt verplaatst.
- Het maken van de opnamen stopt na het door u opgegeven aantal beelden of op het verste uiteinde van het scherpstelbereik.
- Om het maken van opnamen te annuleren drukt u ontspanknop nogmaals helemaal in.
- Als u uw opnamen in een nieuwe map wilt opslaan, tikt u op [
Waarschuwing
- Voor de beste resultaten fotografeert u onderwerpen die niet bewegen. Het gebruik van een statief, afstandsbediening (apart verkrijgbaar, ) of een draadloze afstandsbediening (apart verkrijgbaar, ) wordt aanbevolen.
- Opnamen met een grotere beeldhoek worden aanbevolen. Na de dieptecompositie kunt u het beeld indien nodig bijsnijden.
- Ga naar de website van Canon voor meer informatie over lenzen en flitseenheden die compatibel zijn met deze functie ().
- Geschikte instellingen van [Scherpstelstap] kunnen verschillen afhankelijk van het onderwerp. Een ongeschikte instelling voor [Scherpstelstap] kan ongelijkmatigheden in samengestelde beelden veroorzaken of het maken van opnamen kan langer duren omdat er meer opnamen worden gemaakt. Maak enkele testopnamen om te bepalen welke instelling voor [Scherpstelstap] geschikt is.
- Het maken van opnamen bij flikkerend licht kan ongelijkmatige beelden veroorzaken. U kunt betere resultaten verkrijgen door in dit geval de sluitertijd te verlengen.
- Scherpstelbracketing is niet beschikbaar als de camera op de modus handmatige scherpstelling is ingesteld ().
- Het annuleren van beelden die worden gemaakt, kan belichtingsproblemen in het laatste beeld veroorzaken. Vermijd het gebruik van het laatste beeld wanneer u de beelden combineert in Digital Photo Professional.
- De kortste sluitertijd bij scherpstelbracketing is 1/8000 sec.
- De flitssynchronisatiesluitertijd bij scherpstelbracketing is 1/250 sec. (voor [Volledig]) of 1/320 sec. (voor [1,6x (bijsnijden)]).
- Dieptecompositie kan mislukken voor beelden met patronen (met een raster of strepen bijvoorbeeld) of beelden die over het algemeen vlak en uniform zijn.
- Bij het maken van meerdere opnamen begint u met dichterbij scherpstellen en stelt u geleidelijk verder weg scherp.
- Een te grote afstand bij het verplaatsen van de scherpstelpositie tussen meerdere opnamen kan oneffenheid in dieptecompositiebeelden veroorzaken, of ervoor zorgen dat de compositie mislukt.
- Dieptecompositie is bedoeld voor niet-bewegende onderwerpen. Daarom kan het opnemen van bewegende onderwerpen effectieve dieptecompositie verhinderen.
- Dieptecompositie van beelden met meerdere onderwerpen kan mislukken als uw opnamen bijvoorbeeld met de onderwerpen ver van elkaar verwijderd zijn samengesteld.
- Druk op de knop
om de uitvoering van dieptecompositie te annuleren. Bij annulering wordt het samengestelde beeld verwijderd, maar worden alle bronbeelden opgeslagen.
- Bij dieptecompositie worden de optimale beelden van de opnamen geselecteerd en door de camera gecombineerd. Niet alle opnamen worden gecombineerd om het compositiebeeld te maken.
Opmerking
- Voor de beste resultaten stelt u de diafragmawaarde in op een bereik van f/5.6–11 voordat u opnamen maakt.
- Details zoals de sluitertijd, de diafragmawaarde en de ISO-snelheid worden bepaald door voorwaarden voor de eerste opname.
- [
: Scherpst.bracket.] wordt teruggezet naar [Uitschak.] als u de aan-/uitschakelaar instelt op
.
Instellingen beeldkwaliteit dieptecompositie en beelden opgeslagen
- Compositiebeelden worden als JPEG- of HEIF-beelden opgeslagen met beeldkwaliteit
. RAW-compositiebeelden worden niet gegenereerd.
- Als [
-opn.opties] in [
: Opn.functie+kaart/map sel.] is ingesteld op [Apart opslaan], worden bronbeelden voor beide sleuven opgeslagen met dezelfde beeldkwaliteit als de instelling voor de geselecteerde kaart in [
-weergave] in de instelling [
: Opn.functie+kaart/map sel.].