Beeldkwaliteit

Opmerking

  • Met “Beeldkwaliteit” in deze handleiding wordt zowel beeldformaat als JPEG/HEIF-kwaliteit bedoeld ().

Beeldformaatselectie

U kunt Groot, Middelgroot, Klein 1 of Klein 2 opgeven voor JPEG/HEIF-beelden en RAW of Compact RAW voor RAW-beelden.

Opmerking

  • HEIF is beschikbaar wanneer [Opnamen maken: HDR-opname (PQ)] is ingesteld op [HDR PQ]. U kunt deze beelden converteren naar JPEG-beelden na opname ().
  1. Selecteer [Opnamen maken: Beeldtype/f.] ().

    • Het weergegeven scherm varieert afhankelijk van de instellingen [-opn.opties] in [Instellen: Opn.functie+kaart/map sel.].
  2. Stel het beeldformaat in.

    Standaard/Automatische kaartwissel/Opslag naar meerdere

    • Voor RAW-beelden draait u aan het instelwiel Hoofdinstelwiel om de afmeting te selecteren, en voor JPEG/HEIF-beelden draait u aan het instelwiel Snelinstelwiel 1.
    • Druk op SET om de instelling vast te leggen.

    Apart opnemen

    • Wanneer [-opn.opties] in [Instellen: Opn.functie+kaart/map sel.] is ingesteld op [Apart opslaan], draait u aan het instelwiel Snelinstelwiel 1 voor selectie van [Kaart 1] of [Kaart 2] en drukt u vervolgens op SET. Houd er rekening mee dat apart opnemen naar RAW en Compact RAW niet beschikbaar is voor RAW-beelden.
    • Selecteer een beeldformaat in het weergegeven scherm en druk vervolgens op SET.

Opmerking

  • Groot wordt ingesteld als u zowel RAW als JPEG/HEIF instelt op [Streepje].
  • Twee versies van elke opname worden opgenomen met de door u opgegeven beeldkwaliteit wanneer u zowel RAW als JPEG/HEIF hebt geselecteerd. Beide beelden hebben hetzelfde bestandsnummer, maar hebben elk een andere bestandsextensie, met .JPG voor JPEG, .HIF voor HEIF en .CR3 voor RAW.
  • Voor opnamen in een verschillende beeldkwaliteit per kaart (bijvoorbeeld RAW- en JPEG-beelden) stelt u [-opn.opties] in [Instellen: Opn.functie+kaart/map sel.] in op [Apart opslaan].
  • De pictogrammen voor beeldformaat hebben de volgende betekenissen: : RAW, : Compact RAW, JPEG: JPEG, HEIF: HEIF, : Large, : Medium, : Small 1, : Small 2.

RAW-beelden

RAW-beelden zijn ruwe gegevens van de beeldsensor in digitale vorm.

Vergeleken bij RAW-beeldbestanden biedt Compact RAW kleinere bestanden.

Als u RAW-beelden wilt verwerken en als HEIF-beelden wilt opslaan, kunt u [Afspelen: RAW-beeldverwerking] () of Digital Photo Professional (EOS-software) gebruiken.

Raadpleeg de Digital Photo Professional-instructiehandleiding voor details over Digital Photo Professional.

Opmerking

  • Als u RAW-beelden op een computer wilt bekijken, kunt u Digital Photo Professional (DPP) gebruiken.
  • RAW-beelden van deze camera kunnen niet worden gebruikt met oudere versies van DPP. Download de nieuwste versie van DPP van de Canon-website en installeer deze. Dit overschrijft de vorige versie ().
  • RAW-beelden die op deze camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden weergegeven met commerciële software van derden. Neem contact op met de fabrikant van de software voor meer informatie over compatibiliteit.

Richtlijnen voor instellingen voor beeldkwaliteit

Raadpleeg Bestandsgrootte foto / Aantal beschikbare opnamen / Maximale opnamereeks voor continue opname voor meer informatie over bestandsgrootte, aantal beschikbare opnamen, maximale opnamereeks en andere geschatte waarden.

Maximale opnamereeks voor continue opname

De maximale opnamereeks wordt bij benadering weergegeven linksboven in het opnamescherm en rechtsonder in de zoeker.

Opmerking

  • Als de maximale opnamereeks wordt weergegeven als “99”, kunt u 99 of meer continue opnamen maken. Er zijn minder opnamen beschikbaar voor een waarde van 98 of lager, en wanneer [BUSY] wordt weergegeven op het scherm, is het interne geheugen vol en zal de opname tijdelijk stoppen. Als u stopt met het maken van continue opnamen, neemt de maximale opnamereeks toe. Nadat alle vastgelegde beelden op een kaart zijn vastgelegd, kunt u opnieuw schieten met de maximale opnamereeks in Bestandsgrootte foto / Aantal beschikbare opnamen / Maximale opnamereeks voor continue opname.

JPEG/HEIF-kwaliteit

  1. Selecteer [Opnamen maken: -kwaliteit] ().

  2. Selecteer het gewenste beeldformaat.

    • Selecteer het beeldformaat en druk vervolgens op SET.
  3. Stel de gewenste kwaliteit (compressie) in.

    • Selecteer het getal en druk vervolgens op SET.
    • Hogere getallen bieden een hogere kwaliteit (lagere compressie).
    • De kwaliteit van 6-10 wordt aangegeven door Fijn en 1-5 door Normaal.

Opmerking

  • Hoe hoger de kwaliteit, hoe minder opnamen beschikbaar zullen zijn. Daarentegen, hoe lager de kwaliteit, hoe meer opnamen er beschikbaar zullen zijn.