Gekoppelde opnamefunctie
Bij de gekoppelde opnamefunctie via wireless LAN kunt u opnamen coördineren met maximaal 10 ontvangercamera's en één zendercamera waarvandaan u opnamen maakt.
Let op: er is een lichte vertraging in de ontspanknoptiming tussen de zender- en ontvangercamera's. Bovendien worden video-opnamen niet ondersteund.

- (A) Zendercamera
- (B) Ontvangercamera
Opmerking
- Voor details over camera's of combinaties van camera's en accessoires die u bij de gekoppelde opnamefunctie kunt gebruiken, raadpleegt u Voorbereiding op het gebruik van communicatiefuncties.
Gekoppelde opnamefunctie - basis
Koppel de zender- en ontvangercamera's voor gekoppelde basisopnamen.
Voorbereiding van de zendercamera
Stel eerst de camera in om als zender te gebruiken.
-
Selecteer [Inschak.].
-
Selecteer [Connectie-inst.].
-
Selecteer [Gekop.opn.].
- Gebruik het wiel
om onderaan [Gekop.opn.] te selecteren.
- Gebruik het wiel
-
Selecteer [Maken met wizard].
-
Selecteer [Zender].
- Selecteer [OK].
-
Selecteer [Aut. verbinden].
- Selecteer [OK].
- Als het scherm wordt weergegeven, is de camera gereed.
- Als u [Handm. verb.] selecteert, kunt u maximaal negen ontvangercamera's koppelen.
Voorbereiding van de ontvangercamera's
Stel camera's in voor gebruik als ontvangers.
-
Volg stap 1-5 in Voorbereiding van de zendercamera.
-
Selecteer [Ontvanger].
- Selecteer [OK] om naar het volgende scherm te gaan.
-
Selecteer [OK].
-
Het volgende scherm wordt weergegeven.
- Als u meerdere ontvangercamera's gebruikt, herhaalt u stap 1–3 op elke ontvangercamera.
- Nadat de instellingen zijn voltooid, kunt u geen zendercamera's meer toevoegen. In dat geval moet u de instellingen opnieuw configureren vanaf stap 1.
- Het aantal gedetecteerde ontvangercamera's wordt op het scherm van de zendercamera weergegeven.
-
Zender- en ontvangercamera's verbinden
Gebruik de zender- en ontvangercamera's om verbinding te maken.
-
Volg stap 1–7 in Voorbereiding van de zendercamera en stap 1–3 in Voorbereiding van de ontvangercamera's.
-
Selecteer [OK] op de zendercamera.
- Controleer het aantal verbonden ontvangercamera's en selecteer vervolgens [OK].
- Zodra de camera's zijn verbonden, wordt het volgende scherm weergegeven.
-
Druk op
op alle camera's.
Zendercamera
Ontvangercamera
- De weergave keert terug naar het scherm [Netwerkinstell.].
De camera's plaatsen

(A) Zendercamera
(B) Ontvangercamera
- Plaats de ontvangercamera's zodanig dat er een onbelemmerd gezichtsveld is tussen ontvangercamera's en zendercamera.
- De ontvangercamera's kunnen maximaal ca. 50 m van de zendercamera worden geplaatst. Het effectieve bereik voor gekoppelde opnamen kan echter korter zijn, afhankelijk van de draadloze communicatieomstandigheden, die worden beïnvloed door factoren als cameraplaatsing, de omgeving en de weersomstandigheden.
- Als u de ontspanknop van de zendercamera half indrukt, heeft dat hetzelfde effect als het half indrukken van de ontspanknoppen van de ontvangercamera's. Het volledig indrukken van de ontspanknop op de zendercamera heeft ook hetzelfde effect op ontvangercamera's, die ook opnemen.
- Er is een lichte vertraging in de ontspanknoptiming tussen de zender- en ontvangercamera's, en simultaan opnemen is niet mogelijk.
Waarschuwing
- Gebruik niet meerdere flitseenheden. Het verschil in de ontspanknoptiming is klein, maar kan ongesynchroniseerd flitsen en een onjuiste belichting veroorzaken.
Opmerking
- Bij gekoppelde opnamen wordt door het indrukken van de knop voor AE-vergrendeling of scherptedieptecontrole dezelfde scherpstelling en meting uitgevoerd als door het half indrukken van de ontspanknop.
- Zodra u een verbinding hebt gemaakt tussen zender- en ontvangercamera's, blijven de instellingen behouden, ook na wijzigingen als het vervangen van de accu's.
- Als u bij gekoppelde opnamen een ontvangercamera niet meer gebruikt, stelt u [Gekop.opn.] in [Connectie-inst.] op de ontvangercamera in op [Verbreken].