ISO-snelheidsinstellingen voor foto's
Stel een ISO-snelheid in die past bij het omgevingslichtniveau. In de basismodi wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld.
-
Tik op de weergave voor ISO-snelheid.
-
Stel de ISO-snelheid in.
- Draai aan het wiel
om de instelling te kiezen.
- Als [AUTO] is geselecteerd, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld.
- Als [AUTO] is geselecteerd, wordt de werkelijk ingestelde ISO-snelheid weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt.
-
U kunt ook op de knop
drukken om de snelheid in te stellen op [AUTO].
- Draai aan het wiel
Richtlijnen voor de ISO-snelheid
- Lage ISO-snelheden beperken de beeldruis maar kunnen het risico vergroten van het trillen van camera/onderwerp of het gebied waarop is scherpgesteld beperken (minder scherptediepte) onder sommige opnameomstandigheden.
- Hoge ISO-snelheden maken opnemen bij weinig licht, een groter scherpstelgebied (meer scherptediepte) en een groter flitsbereik mogelijk, maar ze kunnen ook de beeldruis versterken.
Opmerking
- Kan ook worden ingesteld op het [ISO-snelheid]-scherm in [
:
ISO-snelheidsinst.].
Waarschuwing
- Beeldruis (zoals korreligheid, lichtpuntjes of strepen), onregelmatige kleuren of kleurverschuiving kunnen zichtbaar zijn bij hoge ISO-snelheden, bij hoge temperaturen of bij lange belichtingstijden.
- Wanneer u met omstandigheden werkt die een extreme hoeveelheid ruis veroorzaken, zoals een combinatie van een hoge ISO-snelheid, hoge temperatuur en lange belichtingstijd, kan het zijn dat beelden niet goed worden opgeslagen.
- Als u een hoge ISO-snelheid en de flitser gebruikt om een onderwerp te fotograferen dat zich dichtbij bevindt, kan de opname overbelicht zijn.
Maximale [AUTO] ISO-snelheid
Voor ISO [AUTO] kunt u de maximumlimiet voor ISO-snelheid instellen.