Lenzen bevestigen/verwijderen

Alle EF-M-lenzen kunnen worden gebruikt.

Een lens bevestigen

  1. Verwijder de doppen.

    • Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven.
  2. Bevestig de lens.

    • Zorg ervoor dat de witte bevestigingsmarkering op de lens en die op de camera zich op gelijke hoogte bevinden en draai de lens in de richting van de pijl totdat deze vastklikt.

  3. Bereid de opname voor.

    • Druk op (1) terwijl u iets aan (2) draait en laat vervolgens (1) los.
    • Draai (2) nog iets verder tot de lens vastklikt.
  4. Verwijder de voorste lensdop.

Een lens verwijderen

  1. Druk op de lensontgrendelingsknop en draai de lens in de richting van de pijl.

    • Draai de lens totdat deze niet meer verder kan en koppel deze vervolgens los.
    • Bevestig de lensdoppen op de lens die u hebt verwijderd.

Waarschuwing

  • Kijk niet rechtstreeks naar de zon door een lens. Dit kan het gezichtsvermogen beschadigen.
  • Stel de aan-uitschakelaar van de camera in op Uitschakelen wanneer u een lens bevestigt of verwijdert.
  • Als het voorste deel (de scherpstelring) van de lens tijdens het automatisch scherpstellen draait, raak het draaiende deel dan niet aan.

Opmerking

  • Raadpleeg de lensinstructiehandleiding () voor instructies over het gebruik van de lens.
  • Opnamebeeldhoek

    Omdat het beeldgebied kleiner is dan het filmformaat 35 mm, komt de effectieve beeldhoek overeen met ongeveer 1,6 keer de aangegeven brandpuntsafstand van de lens.

    • (1) Beeldgebied (circa) (22,3×14,9 mm)
    • {2) 35mm-filmformaat (36×24 mm)

Tips voor het voorkomen van vegen en stof

  • Verwissel lenzen zo snel mogelijk en op een plaats die zo veel mogelijk stofvrij is.
  • Bevestig de cameradop op de camera wanneer u deze zonder lens bewaart.
  • Verwijder vegen en stof van de cameradop voordat u deze bevestigt.