Weergave met opname-informatie

U kunt de details en schermen met informatie aanpassen die tijdens het opnemen wordt weergegeven op het scherm of in de zoeker.

Informatie op het scherm aanpassen

  1. Selecteer [Opnamen maken: Opname-infoscherm].

  2. Selecteer [Scherminfo-inst.].

  3. Selecteer schermen.

    • Gebruik het instelwiel Snelinstelwiel om informatieschermen te selecteren die u op de camera wilt weergegeven.
    • Voor informatie die u niet wilt weergeven, drukt u op de knop Stel instellen/Instellen om het vinkje [Controle] te wissen.
    • Druk op de knop INFO om het scherm te bewerken.
  4. Bewerk het scherm.

    • Draai aan het instelwiel Snelinstelwiel om opties te selecteren die op het scherm met informatie worden weergegeven.
    • Voor items die u niet wilt weergeven, drukt u op de knop Stel instellen/Instellen om het vinkje [Controle] te wissen.
    • Selecteer [OK] om de instelling vast te leggen.

Informatie in de zoeker aanpassen

  1. Selecteer [Opnamen maken: Opname-infoscherm].

  2. Selecteer [VF-info/ schakelinstellingen].

  3. Selecteer schermen.

    • Gebruik het instelwiel Snelinstelwiel om informatieschermen te selecteren die u op de camera wilt weergegeven.
    • Voor informatie die u niet wilt weergeven, drukt u op de knop Stel instellen/Instellen om het vinkje [Controle] te wissen.
    • Druk op de knop INFO om het scherm te bewerken.
  4. Bewerk het scherm.

    • Draai aan het instelwiel Snelinstelwiel om opties te selecteren die op het scherm met informatie worden weergegeven.
    • Voor items die u niet wilt weergeven, drukt u op de knop Stel instellen/Instellen om het vinkje [Controle] te wissen.
    • Selecteer [OK] om de instelling vast te leggen.

Verticale zoekerweergave

U kunt selecteren hoe zoekerinformatie wordt weergegeven als u staande foto's maakt.

  1. Selecteer [Opnamen maken: Opname-infoscherm].

  2. Selecteer [Vert. weergave VF].

  3. Selecteer een optie.

    • Aan

      Informatie wordt automatisch gedraaid zodat deze gemakkelijker te lezen is.

    • Uit

      Informatie wordt niet automatisch gedraaid.

Raster

Op het scherm en in de zoeker kan een raster worden weergegeven.

  1. Selecteer [Opnamen maken: Opname-infoscherm].

  2. Selecteer [Rasterweergave].

  3. Selecteer een optie.

Histogram

U kunt de inhoud en de weergavegrootte van het histogram selecteren.

  1. Selecteer [Opnamen maken: Opname-infoscherm].

  2. Selecteer [Histogram].

  3. Selecteer een optie.

    • Selecteer de ([Helderheid] of [RGB]) van de inhoud en de weergavegrootte ([Groot] of [Klein]).

Lensinfoweergave

U kunt informatie over de gebruikte lens weergeven.

  1. Selecteer [Opnamen maken: Opname-infoscherm].

  2. Selecteer [Wrg. info objectief].

  3. Selecteer een optie.

    • Wrg. scherpst.afst.

      U kunt bij het gebruik van RF-lenzen de scherpstelafstand weergeven. In de weergave van de scherpstelafstand kunt u de timing en maateenheid selecteren.

    • Wrg. brandpt.afst.

      U kunt de brandpuntsafstand van de gebruikte lens weergeven.

    • Var. hoeveelheid SA

      U kunt de hoeveelheid ingestelde correctie weergeven wanneer u lenzen met sferische aberratiecontrole gebruikt.

      SA: sferische aberratie

Instellingen wissen

  1. Selecteer [Opnamen maken: Opname-infoscherm].

  2. Selecteer [Reset].

  3. Selecteer [OK].