Bestandsnaamgeving
Bestandsnamen bestaan uit vier alfanumerieke tekens gevolgd door een viercijferig bestandsnummer () en een bestandsextensie. U kunt de eerste vier alfanumerieke tekens wijzigen, die standaard uniek zijn voor elke camera en die u kunt instellen wanneer de camera wordt verzonden.
Met Gebruikersinstelling 1 kunt u vier tekens naar keuze registreren. Met Gebruikersinstelling 2 voegt u drie initiële, geregistreerde tekens naar keuze toe aan een vierde teken dat het beeldformaat weergeeft dat automatisch wordt toegevoegd na de opname.
(voorbeeld)
Bestandsnamen registreren of wijzigen
-
Selecteer [: Bestandsnaam].
-
Selecteer [Wijzig gebruikersinstelling *].
-
Voer letters en cijfers naar keuze in.
- Voer vier tekens in voor Gebruikersinstelling 1 of drie voor Gebruikersinstelling 2.
- Door [] te selecteren, kunt u de invoermodus wijzigen.
- Selecteer [] om één teken te verwijderen of druk op de knop .
- Gebruik het instelwiel of om een teken te selecteren en druk vervolgens op om het in te voeren.
-
Verlaat de instelling.
- Druk op de knop en druk vervolgens op [OK].
-
Selecteer een geregistreerde bestandsnaam.
- Selecteer [Bestandsnaam] en kies vervolgens een geregistreerde bestandsnaam.
Waarschuwing
- Een onderstrepingsteken (“_”) kan niet als eerste teken worden gebruikt.
Opmerking
Gebruikersinstellingen 2
-
Als u een opname maakt na het selecteren van “*** + beeldformaat” (zoals geregistreerd in Gebruikersinstelling 2) wordt een teken dat de huidige beeldgrootte weergeeft als vierde teken aan uw bestandsnaam toegevoegd. Betekenissen van toegevoegde tekens zijn als volgt.
“***L”: , , of
“***M”: of
“***S”: of
“***T”:
“***C”:
Met het automatisch toegevoegde vierde teken kunt u het beeldformaat bepalen zonder de bestanden te openen nadat ze naar een computer zijn overgebracht. Op basis van de bestandsextensies kunt u ook RAW-, JPEG- en HEIF-beelden onderscheiden.
- Movies die zijn opgenomen met Gebruikersinstelling 2 worden aangeduid met als het vierde teken een onderstrepingsteken.