Instellingen ISO-snelheid voor foto's

Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op het gewenste omgevingslichtniveau.

Voor meer informatie over ISO-snelheid bij het opnemen van movies raadpleegt u ISO-snelheid in de modi Movie, AE met sluitertijdvoorkeuze en AE met diafragmavoorkeuze (movie) en ISO-snelheid in de modus Handmstige moviebelichting.

  1. Druk op de ISO-knop (Timer 06 sec).

  2. Stel de ISO-snelheid in.

    • Kijk naar het LCD-paneel aan de bovenzijde of door de zoeker terwijl u het instelwiel Hoofdinstelwiel of Snelinstelwiel draait.
    • A” staat voor ISO auto. De ISO-snelheid wordt automatisch ingesteld.

Waarschuwing

  • De beeldruis (lichtpuntjes of strepen) en onregelmatig weergegeven kleuren kunnen toenemen en de vermeende resolutie kan afnemen op H1, H2 of H3 (gelijk aan respectievelijk ISO 204800, 409600 en 819200), omdat deze uitgebreide ISO-snelheden zijn.
  • Aangezien L (gelijk aan ISO 50) een uitgebreide ISO-snelheidsinstelling is, wordt het dynamisch bereik iets kleiner vergeleken met de standaardinstelling.
  • De ISO-snelheid instellen op L (gelijk aan ISO 50) kan gradatieverlies tot gevolg hebben in de highlights van uw opnamen, zelfs als gradatie zichtbaar is in highlights op Live View-beelden.
  • Het instellen van [opnames maken: Lichte tonen prioriteit] op [Inschak.] [Vergroot] () voorkomt dat u L (gelijk aan ISO 50), ISO 100/125/160, H1, H2 of H3 (respectievelijk gelijk aan ISO 204800, 409600 en 819200) selecteert.
  • Wanneer u opnamen maakt met een hoge ISO-snelheid, hoge temperatuur, lange belichtingstijd of meerdere opnamen, kunnen beeldruis (korreligheid, lichtpuntjes, strepen, enzovoort), onregelmatige kleuren en kleurwijzigingen zichtbaarder worden.
  • Wanneer u met omstandigheden werkt die een extreme hoeveelheid ruis veroorzaken, zoals een combinatie van een hoge ISO-snelheid, hoge temperatuur en lange belichtingstijd, kan het zijn dat opnames niet goed worden opgeslagen.
  • Als u een hoge ISO-snelheid en de flitser gebruikt om een onderwerp te fotograferen dat zich dichtbij bevindt, kan de opname overbelicht zijn.

Opmerking

  • Lage ISO-snelheden beperken de beeldruis maar kunnen het risico vergroten op trillen van camera/onderwerp of het gebied waarop is scherpgesteld beperken (minder scherptediepte) onder sommige opnameomstandigheden.
  • Hoge ISO-snelheden maken opnemen bij weinig licht, een groter scherpstelgebied (meer scherptediepte) en een groter flitsbereik mogelijk.
  • Kan ook worden ingesteld op het [ISO-snelheid]-scherm in [opnames maken: ISO-snelheidsinst.].
  • Sluitergeluiden na opname van de camera kunnen variëren afhankelijk van de instelling van de ISO-snelheid.

ISO-snelheidsbereik bij handmatige instelling

U kunt het bereik van de handmatige ISO-snelheid instelling instellen (de minimum- en maximumgrenzen). U kunt de minimumgrens instellen tussen L (gelijk aan ISO 50) en H2 (gelijk aan ISO 409600), en de maximumgrens tussen ISO 100 en H3 (gelijk aan ISO 819200).

  1. Selecteer [opnames maken: Opnamen makenISO-snelheidsinst.].

  2. Selecteer [ISO-snelh.bereik].

  3. Stel [Minimum] in.

    • Selecteer het vakje [Minimum] en druk vervolgens op Instellingen.
    • Selecteer de ISO-snelheid en druk vervolgens op Instellingen.
  4. Stel [Maximum] in.

    • Selecteer het vakje [Maximum] en druk vervolgens op Instellingen.
    • Selecteer de ISO-snelheid en druk vervolgens op Instellingen.
  5. Selecteer [OK].

ISO-snelheidsbereik bij ISO auto

U kunt het automatische ISO-snelheidsbereik voor ISO auto instellen tussen ISO 100 en ISO -102400. Het minimum kan worden ingesteld binnen ISO 100-51200 en het maximum binnen ISO 200-102400, in stappen van 1 stop.

  1. Selecteer [Autom. bereik].

  2. Stel [Minimum] in.

    • Selecteer het vakje [Minimum] en druk vervolgens op Instellingen.
    • Selecteer de ISO-snelheid en druk vervolgens op Instellingen.
  3. Stel [Maximum] in.

    • Selecteer het vakje [Maximum] en druk vervolgens op Instellingen.
    • Selecteer de ISO-snelheid en druk vervolgens op Instellingen.
  4. Selecteer [OK].

Opmerking

  • De instellingen [Minimum] en [Maximum] werken ook als de minimale en maximale snelheid voor veiligheidsshift van de ISO-snelheid ().

De langste sluitertijd voor ISO auto instellen

U kunt de langste sluitertijd voor ISO auto instellen om te voorkomen dat sluitertijden automatisch te lang worden in gesteld.

Dit is effectief in de AE-programma- of AE met diafragmavoorkeuze-modus bij het met een groothoeklens vastleggen van onderwerpen die bewegen of bij gebruik van een telelens. Dit kan ook zorgen voor vermindering van cameratrilling en wazige onderwerpen.

  1. Selecteer [Max. sluitertijd].

  2. Stel de gewenste langste sluitertijd in.

    Automatisch ingesteld

    • Als u [Auto] selecteert, draait u het instelwiel Hoofdinstelwiel voor instelling van het verschil ten opzichte van de standaardsnelheid (op Langer of Korter) en drukt u vervolgens op Instellingen.

    Handmatig ingesteld

    • Als u [Handmatig] selecteert, draait u aan het instelwiel Hoofdinstelwiel om de sluitertijd te selecteren. Druk vervolgens op Instellingen.

Waarschuwing

  • Indien geen juiste belichting kan worden verkregen wanneer de maximumlimiet voor ISO-snelheid is ingesteld op [Autom. bereik], wordt een sluitertijd ingesteld die langer is dan de [Max. sluitertijd] om de standaardbelichting te verkrijgen.
  • Deze functie wordt niet toegepast bij flitseropnamen.

Opmerking

  • Wanneer [Auto(Standaard)] is ingesteld, is de langste sluitertijd het omgekeerde van de brandpuntsafstand van de lens. Een enkele stap van [Langer] naar [Korter] is gelijk aan een enkele stop van de sluitertijd.