Lenzen bevestigen/verwijderen

Alle EF-objectieven kunnen worden gebruikt. De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met RF-, EF-S- of EF-M-lenzen.

Waarschuwing

  • Kijk niet rechtstreeks naar de zon door een lens. Dit kan het gezichtsvermogen aantasten.
  • Stel de aan-uitschakelaar van de camera in op Uitschakelen wanneer u een lens bevestigt of verwijdert.
  • Als het voorste deel (de scherpstelring) van de lens tijdens het automatisch scherpstellen draait, raak het draaiende deel dan niet aan.

Tips voor het voorkomen van vegen en stof

  • Vervang lenzen zo snel mogelijk en op een plaats die zo veel mogelijk stofvrij is.
  • Bevestig de cameradop op de camera wanneer u deze zonder lens bewaart.
  • Verwijder vegen en stof van de cameradop voordat u deze bevestigt.

Een lens bevestigen

  1. Verwijder de doppen.

    • Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven.
  2. Bevestig de lens.

    • Zorg ervoor dat de rode bevestigingsmarkering op de lens en die op de camera zich op gelijke hoogte bevinden en draai de lens in de richting van de pijl totdat deze vastklikt.
  3. Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op AF.

    • AF staat voor Auto Focus, oftewel automatische scherpstelling.
    • MF staat voor Manual Focus, oftewel handmatige scherpstelling. Automatisch scherpstellen werkt dan niet.
  4. Verwijder de voorste lensdop.

Een lens verwijderen

  • Druk op de objectiefontgrendelingsknop en draai het objectief in de richting van de pijl.

    • Draai de lens totdat deze niet meer verder kan en koppel de lens los.
    • Bevestig de lensdoppen op de lens die u hebt verwijderd.