Directe overdracht

Wanneer verbinding is gemaakt met EOS Utility en terwijl het hoofdscherm van EOS Utility wordt weergegeven, kunt u beelden overdragen naar een computer met behulp van de camera.

De beelden selecteren die overgebracht moeten worden

  1. Selecteer [Draadloze instellingen: Beeldoverdracht].

  2. Selecteer [Beeldsel./overdr.].

  3. Selecteer [Directe overdracht].

  4. Selecteer [Sel.beeld].

  5. Selecteer de beelden die u wilt overbrengen.

    • Selecteer de beelden die u wilt overbrengen met Snelinstelwiel en druk vervolgens op SET.
    • Geef [Vinkje] weer in de linkerbovenhoek van het scherm met behulp van Snelinstelwiel en druk vervolgens op SET.
    • U kunt het wieltje Snelinstelwiel 2 linksom draaien om te schakelen naar het selecteren van beelden uit de weergave van 3 beelden. Om terug te gaan naar de weergave van één beeld, draait u Snelinstelwiel 2 rechtsom.
    • Om andere beelden te selecteren die moeten worden overgedragen, herhaalt u stap 5.
    • Na het selecteren van de beelden drukt u op MENU.
  6. Selecteer [Directe overdracht].

  7. Selecteer [OK].

    • De geselecteerde beelden worden overgebracht naar de computer.

Meerdere beelden selecteren

U kunt de selectiemethode kiezen en meerdere beelden overdragen.

  1. Het scherm [Beeldsel./overdr.] weergeven.

  2. Selecteer [Meerdere].

  3. Selecteer de methode die u wilt gebruiken om beelden te selecteren.

    • Selecteer reeks

      • Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer het eerste en het laatste beeld in de reeks om alle beelden te markeren met een [Vinkje]. Eén exemplaar van elk beeld wordt overgedragen.
      • Als u het aantal beelden in de indexweergave wilt wijzigen, draait u de draaiknop Snelinstelwiel 2.
    • In een map

      • Als u [Mapbeelden niet overgebr.] selecteert, worden alle niet-verzonden opnamen in de geselecteerde map geselecteerd.
      • Met [Mapbeelden overbr. fout] selecteert u alle beelden in de geselecteerde map waarvan de overdracht is mislukt.
      • Als u [Wis map overbr. historie] selecteert, wordt de overdrachtsgeschiedenis van opnamen in de geselecteerde map gewist. Na het wissen van de overdrachtshistorie, kunt u [Mapbeelden niet overgebr.] selecteren en weer alle beelden in de map overbrengen.
    • Op een kaart

      • Als u [Kaartbeelden niet overgebr.] selecteert, worden alle niet-verzonden opnamen op de geselecteerde kaart geselecteerd.
      • Als u [Kaartbeelden overbrengfout] selecteert, worden alle opnamen op de geselecteerde kaart geselecteerd waarvoor de overdracht is mislukt.
      • Als u [Wis kaart overbrenghistorie] selecteert, wordt de overdrachtsgeschiedenis van opnamen op de geselecteerde kaart gewist. Na het wissen van de overdrachtshistorie, kunt u [Kaartbeelden niet overgebr.] selecteren en weer alle beelden in de map overbrengen.
  4. Selecteer [Directe overdracht].

  5. Selecteer [OK].

    • De geselecteerde beelden worden overgebracht naar de computer.

RAW+JPEG-/RAW+HEIF-beelden overbrengen

U kunt opgeven hoe RAW+JPEG- of RAW+HEIF-beelden moeten worden overgebracht.

  1. Selecteer [Draadloze instellingen: Beeldoverdracht].

  2. Selecteer het type beeld dat u wilt overbrengen.

    • RAW+JPEG-overbr.

      • Selecteer [RAW+JPEG-overbr.] en vervolgens [JPEG], [RAW] of [RAW+JPEG].
    • RAW+HEIF-overbr.

      • Selecteer [RAW+HEIF-overbr.] en vervolgens [Alleen HEIF], [RAW] of [RAW+HEIF].

Voorzichtig

  • Tijdens beeldoverdracht kunnen bepaalde menuopties niet worden gebruikt.

Opmerking

  • Met deze instelling schakelt u tegelijkertijd met de instellingen [Overbr. type/form.], [RAW+JPEG-overbr.] en [RAW+HEIF-overbr.] van het scherm ().
  • De uitgevoerde beeldoverdracht wordt gepauzeerd als u naar de moviemodus overschakelt.